165 keer bekeken
6
Zwartsprietdikkopje
Zwartsprietdikkopje
(Thymelicus lineola)
Het zwartsprietdikkopje breidt zich uit, maar de aantallen vlinders op de vliegplaatsen nemen af.
Familie
dikkopjes (HESPERIIDAE)
Let bij het determineren van deze soort altijd goed op de gelijkende soorten.
Kenmerken
Voorvleugellengte: 12-14 mm. De vleugels zijn lichtbruin tot geel zonder tekening op de bovenkant van de vleugels. De geurstreep van het mannetje loopt evenwijdig aan de aders op de voorvleugel. Op de onderkant van de voorvleugel heeft de vleugelpunt dezelfde kleur als de rest van de vleugel. De onderkant van de sprietknop is zwart.
Gelijkende soorten
Zie het geelsprietdikkopje.
Voorkomen
Een algemene standvlinder die vrijwel overal voorkomt, alleen wat schaarser in delen van het rivierengebied, de Flevopolders, het Utrechts veenweidegebied en in Noord-Holland.
Habitat
Graslanden en ruigten met overjarige grassen en nectarrijke kruiden. Vaak langs bosranden, in bermen en op dijken.
Waardplanten
Verschillende grassoorten waaronder gladde witbol, kropaar, timoteegras en kweek, die groeien op zonnige plaatsen.
Vliegtijd en gedrag
Eind juni-eind augustus in één generatie. De vlinders besteden veel tijd aan het drinken van nectar. Belangrijke nectarplanten zijn slangenkruid, akkerdistel en moerasrolklaver. De mannetjes worden ook vaak drinkend bij modderpoelen, waterkanten of uitwerpselen waargenomen.
Levenscyclus
Rups: half april-half juli. Vanuit een zelfgemaakt kokertje zoekt de rups zijn voedsel. De verpopping vindt plaats in een cocon van bladeren aan de basis van de waardplant. De platte, witte eieren worden in kleine groepjes afgezet in bladscheden van breedbladige grassen. De soort overwintert als ei.
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Opmerkingen