165 keer bekeken
6

Zwartsprietdikkopje

25 januari, 2017
Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola) Het zwartsprietdikkopje breidt zich uit, maar de aantallen vlinders op de vliegplaatsen nemen af. Familie dikkopjes (HESPERIIDAE) Let bij het determineren van deze soort altijd goed op de gelijkende soorten. Kenmerken Voorvleugellengte: 12-14 mm. De vleugels zijn lichtbruin tot geel zonder tekening op de bovenkant van de vleugels. De geurstreep van het mannetje loopt evenwijdig aan de aders op de voorvleugel. Op de onderkant van de voorvleugel heeft de vleugelpunt dezelfde kleur als de rest van de vleugel. De onderkant van de sprietknop is zwart. Gelijkende soorten Zie het geelsprietdikkopje. Voorkomen Een algemene standvlinder die vrijwel overal voorkomt, alleen wat schaarser in delen van het rivierengebied, de Flevopolders, het Utrechts veenweidegebied en in Noord-Holland. Habitat Graslanden en ruigten met overjarige grassen en nectarrijke kruiden. Vaak langs bosranden, in bermen en op dijken. Waardplanten Verschillende grassoorten waaronder gladde witbol, kropaar, timoteegras en kweek, die groeien op zonnige plaatsen. Vliegtijd en gedrag Eind juni-eind augustus in één generatie. De vlinders besteden veel tijd aan het drinken van nectar. Belangrijke nectarplanten zijn slangenkruid, akkerdistel en moerasrolklaver. De mannetjes worden ook vaak drinkend bij modderpoelen, waterkanten of uitwerpselen waargenomen. Levenscyclus Rups: half april-half juli. Vanuit een zelfgemaakt kokertje zoekt de rups zijn voedsel. De verpopping vindt plaats in een cocon van bladeren aan de basis van de waardplant. De platte, witte eieren worden in kleine groepjes afgezet in bladscheden van breedbladige grassen. De soort overwintert als ei.
Alle rechten voorbehouden
Meer info tonen

Komt voor in