165 keer bekeken
4
Koevinkje
koevinkje (Aphantopus hyperantus)
Tijdens een licht regenbuitje vliegt het koevinkje langs open bospaden vaak gewoon door.
Familie
aurelia's (NYMPHALIDAE)
Kenmerken
Voorvleugellengte: 18-24 mm. De bovenkant van de vleugels is zwartachtig bruin. De onderkant van de vleugels is donkerbruin met bij het vrouwtje een goudbruine bestuiving. Op de onderkant van de voorvleugel bevinden zich drie en op de onderkant van de achtervleugel vijf grote, witgekernde en geelgeringde oogvlekken. Bij het vrouwtje zijn de ogen soms ook zichtbaar op de bovenkant.
Voorkomen
Een algemene standvlinder die vooral voorkomt op de zandgronden van Zuid- en Oost-Nederland. De laatste jaren worden er ook steeds vaker koevinkjes gezien in de duinen.
Habitat
Ruige graslanden en kruidenvegetaties langs bosranden, bospaden, open plaatsen in het bos, zandpaden of houtwallen en hagen.
Waardplanten
Diverse grassen, waaronder kropaar, kweek, timotee en grote vossestaart, en zeggen zoals ruige zegge.
Vliegtijd en gedrag
Eind juni-half augustus in één generatie. De vrouwtjes besteden veel tijd aan het zoeken van nectar van onder andere braam, koninginnenkruid en akkerdistel. De mannetjes worden zelden op bloemen gezien; ze maken veel patrouillevluchten waarbij ze vaak paden of bosranden volgen.
Bron Vlindernet.nl
Levenscyclus
Rups: begin augustus-half juni. De rupsen foerageren vooral 's nachts; overdag rusten ze aan de voet van de waardplant. De soort overwintert als halfvolgroeide rups, verscholen in een graspol; bij zacht winterweer komen de rupsen soms tevoorschijn om te foerageren. De verpopping vindt plaats in een ijl spinsel onder aan de waardplant. Het vrouwtje laat de eieren één voor één op de grond vallen.
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Opmerkingen