649 keer bekeken
0

oehoe

16 december, 2008
Daar ben ik weer een keer. Aller eerst super leuk die vele leuke berichtjes en kaartjes die ik heb gekregen. Doet mij erg goed ondanks dat ik bijna niet achter de computer zit en niet op zoom zit. BIj ons gaat alles suer. de kleine is erg vrolijk en doet alles heel goed. Wij zijn dus super blij. IK zal vandaag of morgen nog wel even een leuke foto van haar uploaden. Verder heel druk met werk. MIjn gewone baan ( veel werken ivm met zieke medecollega's) en het opzetten van thomashuis neemt ook wel wat tijd. We hebben nu een betere planning en zoals het nu er uit ziet gaan we week 22 over en gaan we open met het THOMASHUIS. Verder heb ik weer een foto wedstrijd gewonnen , de foto van de fietser op het zanzibar strand. De prijs was een mooie geld prijs. DUs dat is altijd welkom. Kan ik weer wat moois kopen voor de kleine en misschien een mooie macro lens. de foto die ik instuur is al een tijdje geleden gemaakt. Het is een uil die bij mijn ouders in de tuin zat. De ranzuil Er zijn veel verschillen in lichaamsgrootte tussen de beide seksen. Het mannetje wordt gemiddeld zo'n 60-64 cm hoog en heeft een spanwijdte van 155-159 cm. Vrouwtjes zijn forser en breder in de schouders met een hoogte van zo'n 65-68 cm en een spanwijdte van 165-170 cm. Vrouwtjes vallen al rustend op een uitkijkpost vrijwel direct op door hun ietwat afhangende verenkleed, dat 'te groot' lijkt. Mannetjes maken over het algemeen een 'atletische' indruk met vleugels die strak op het lijf gedragen worden. De oehoe is door zijn grootte, zijn massieve lichaam en dikke kop met geen andere uilensoort in Europa te verwarren. Kenmerkend aan het gezicht van de oehoe zijn de grote ogen en de vaak lange oorpluimen. De oogkleur varieert van felgeel tot vuur-oranje. De oorpluimen zijn overwegend zwart van kleur en worden gevormd door een groepje veren die door een aparte spier op het hoofd worden bewogen. De snavel is zwart en ligt verzonken in een witgevederde huidplooi; de keelplooi. Het verenkleed is overwegend geel-bruin van kleur met zwarte accenten. De zwarte accenten treden op de rug en de bovenzijde van de vleugels het meest naar voren. Op de borst is het verenkleed kenmerkend okergeel gekleurd. De poten van de oehoe eindigen in fors geklauwde tenen. De klauwen zijn gemiddeld zo'n 2-4 cm lang en zijn in staat zeer uiteenlopende prooien te grijpen. Voedsel De ranzuil is een echte opportunist als het om voedsel en broedgedrag gaat. Opvallend is zijn voedselvoorkeur voor de tragere vogels in Nederland. Veldmensen en mensen die nabij ranzuil-nesten wonen, spreken van een dier 'dat alles wegvangt dat in de nabije omgeving te halen valt'. In Nederland gaat het daarbij om zwarte kraaien, eksters, roeken, kauwen, gaaien, houtduiven, rotsduiven, alle (tragere) roofvogels, Alle uilensoorten, muizen en ratten, hazen en konijnen, egels, jonge fazanten, marterachtigen en jonge vossen. Men kan stellen dat de enige vijand van de ranzauil de mens is. Muizen, ratten, egels, kraaiachtigen en trage roofvogels, zoals de buizerd, vormen het voornaamste stapelvoedsel van de ranzauil. In de uitgestrekte, grote natuurgebieden van Europa leeft de oehoe o.a. van muizen, egels, vissen(!), hazen, patrijzen, duiven, eenden, hagedissen, hamsters, kikkers, (zee-)krabben, regenwormen en kevers. Jachttechnieken De ranzuil is als opportunistisch jager net zo verrassend voor zijn onderzoekers als voor zijn prooien. De ranzuil overvalt kraaiachtigen, roofvogels en uilen op hun slaapplaatsen, na hen eerst enige tijd gade te hebben geslagen vanaf een gedekte uitkijkplaats. De oehoe kan urenlang muisstil op een uitkijkplaats blijven zitten 'roesten' tot er een grote prooi langs komt kruipen. In een duikvlucht vat de uil de prooi dan meestal in het nekvel om het op de plukplaats te ontdoen van veren en huid. Egels worden vakkundig ontdaan van hun gestekelde vacht; de ranzuil 'pelt' egels met behulp van een nog onbekende techniek uit hun huid. Door de lange klauwnagels, deert de stekelige vacht van de egel de oehoe nauwelijks. De ranzuil is zelfs in staat om volwassen vossen te slaan en in zijn geheel al vliegend, mee te sleuren naar de plukplaats. In magere tijden kan de ranzuil ook lange tijd van aas leven. Daarbij schijnt er een duidelijke voorkeur te bestaan voor hertachtigen, zoals edelhert en ree. Voortplantingsgedrag Na een jaar zijn de vogels geslachtsrijp. Het is echter pas in het derde levensjaar dat de oehoe-jongen zich voldoende vaardigheden eigen hebben gemaakt om zich in de vrije natuur voort te planten. ranzuilen zijn niet monogaam. Vermoedelijk onderhoudt het mannetje meerdere vrouwtjes in een territorium gedurende de voortplantingsperiode. In oktober spreken onderzoekers van de najaarsbalts. De mannetjes zetten dan de territoria af door middel van luidkeelse roepen, waarbij de witte keelplooi opgezet wordt. Tevens worden dan de oorpluimen opgericht. Onduidelijk is nog of het 'onderhoud' van de territoria door de mannetjes na de najaarsbalts op enige andere wijze voortgezet wordt. De eigenlijke balts vindt in februari en maart plaats. Mannetjes zingen dan intensief en voeren eveneens demonstratievluchten uit, die als doel hebben de vrouwtjes te imponeren. De mannetjes wijzen de uiteindelijke broedlocatie aan, die vaak op rotsachtige richels gelegen is. Het mannetje voert ook vaak vers gevangen prooien aan vrouwtjes ter imponering. De paring vindt vaak plaats op prominente plaatsen in het landschap, zoals uitstekende rotsrichels, boomtoppen of hoge palen. In het voorjaar worden twee of drie eieren gelegd. Het vrouwtje broedt alleen en kleedt de nestkom nauwelijks aan met dons. Het mannetje verleent op geen enkele wijze zorg aan 'zijn' wijfje en het broedsel. Het vrouwtje verlaat de nestkom geregeld om te jagen op prooi. In deze perioden jaagt het wijfje hoofdzakelijk op kleinere prooien, zoals woelmuizen en egels. Ze jaagt daarbij in de nauwe nabijheid van haar broedsel. Ze is nooit langer dan 35 minuten van haar broedsel verwijderd. Ze verlaat haar broedsel gemiddeld een keer per etmaal. Soms twee keer. De wijfjes jagen in de schemer. Er worden bij het nest vaak voorraden aangelegd die in de nabijheid van het wijfje liggen. De jongen kruipen na 34 dagen uit het ei en zijn dan bedekt met gele dons. Na 35 dagen komen de grijswitte jongen uit. Al direct na de geboorte zijn de jongen in staat om zich buiten de nestkom te ontlasten. Na 28 a 30 dagen verlaten de jongen het nest. Ze kunnen dan lopen, springen en klimmen met behulp van vleugelslagen. Na een week of tien zijn ze geelbruin en kunnen ze vliegen. In de herfst verlaten ze het ouderlijk nest. Verspreiding van de ranzuil leven in bossen en op vlakten; ze zijn erg plaatstrouw. De oehoe komt voor in Noorwegen, Finland en vrijwel het gehele Europese continent van het uiterste oosten van Rusland tot aan Gibraltar en verder in het Afrikaanse continent.
Alle rechten voorbehouden
Meer info tonen

Instellingen