355 keer bekeken
0
Jachtluipaard (cheetah)
Uiterlijke kenmerken
De jachtluipaard is aangepast aan jagen met een korte, zeer snelle sprint. Hij is slank, flexibel en gespierd gebouwd, als een hazewindhond, met een krachtige borst, een lange staart en voor een katachtige zeer lange poten, waarmee hij zich hard kan afzetten. De botten van een cheetah zijn licht en flexibel, en hij heeft een relatief groot hart en grote longen.
De jachtluipaard heeft een licht gele vacht, die bedekt is met kleine, ronde, zwarte vlekken. De onderzijde en borst zijn bijna geheel wit. De kop is vrij klein, met kleine oren en grote, oranje ogen. Het voorhoofd en de wangen hebben zeer kleine zwarte vlekken. Van de binnenste ooghoeken tot de mond loopt een zwarte streep, en ook de onderlippen zijn zwart. De achterzijde van oren heeft een zwarte en witte markering. De staart is gevlekt, maar heeft bij de top een reeks van zwarte ringen en eindigt in een zwarte staartpunt. De vorm van de ringen en de hoeveelheid verschilt per individu, vergelijkbaar met de vingerafdruk voor de mens. Over de ondernek en schouders loopt soms een maan van lang haar. Vooral bij jonge cheetahs is deze maan opvallend.
Kleurvariëteiten komen voor, zoals geheel zwarte dieren, ongevlekte dieren of witte jachtluipaarden met blauwige vlekken. De bekendste kleurvariëteit is de koningscheeta, waarbij de vlekken veel groter en grilliger zijn en met elkaar in verbinding staan. Ook loopt er over de rug een donkere, zwarte streep. Deze kleurvariëteit werd lange tijd beschouwd als een ondersoort (Acinonyx jubatus rex).
Een volwassen dier weegt tussen 35 en 65 kg, maar gemiddeld 50 kg. De kop-romplengte is 110 tot 150 cm, en de staart kan 65 tot 90 cm lang zijn. De schouderhoogte is gemiddeld 80 cm.
[bewerken] Verspreiding en leefgebied
Leefgebied van het jachtluipaardDe jachtluipaard leeft in droge, open savannen en in struikgebieden. Hij kan overal overleven waar voldoende prooidieren zijn en het terrein open genoeg is om te kunnen rennen. Hij heeft een voorkeur voor gebieden met schuilplaatsen, vanwaar hij prooi kan besluipen en karkassen kan verstoppen, maar hij kan ook overleven op kale vlakten en hij kwam vroeger zelfs tot diep in de Sahara voor.
Vroeger kwam hij voor in het grootste deel van Afrika (behalve een gedeelte van de Sahara en de dichte regenwouden van West- en Centraal-Afrika) en het Midden-Oosten tot ver in Zuidwest-Azië, noordwaarts tot Tadzjikistan, zuidoostwaarts tot in India. Tegenwoordig is hij in bijna geheel Azië uitgestorven, met uitzondering van een kleine, ernstig bedreigde populatie in Iran. Ook in Afrika gaat het aantal achteruit en komt hij in verscheidene delen van zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied niet meer voor.
bron wp.
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Opmerkingen