1329 keer bekeken
0
Graftombe van Ines de Castro in de kerk van Alcobaça
Peter, de kroonprins, werd in 1339/1340 door zijn vader Alfons IV uitgehuwelijkt aan Constance Manuel van Castilië, met als doel de banden tussen Portugal en Castilië te verstevigen. Inês de Castro maakte deel uit van het gevolg van Constance, was bovendien een nicht van de prinses. Peter werd smoorverliefd op Inês.
Koning Alfons IV zag dat de verhouding van zijn zoon de relatie met Castilië in gevaar bracht. Bovendien vormde de toenemende macht van de Spaanse edelen een bedreiging voor zijn troon. Toen bleek dat Peter niet van plan was om zijn relatie met Inês op te geven, gaf de koning opdracht de minnares van zijn zoon te vermoorden. Dit gebeurde uiteindelijk in 1355 in het klooster Santa Clara in Coimbra.
Na de moord op Inês komt Peter in opstand tegen zijn vader, en er ontstond een burgeroorlog. Uiteindelijk werd er vrede gesloten, via bemiddeling van de aartsbisschop van Braga, Dom Gonçalo Pereira.
De moordenaars van Inês zochten onderdak in Castilië. Twee van hen, Pêro Coelho en Álvaro Gonçalves werden na de dood van Alfons IV uitgeleverd aan Peter, die hun wreed liet vermoorden. De derde ontsnapte naar Aragón en later naar Frankrijk.
In 1357 overleed koning Alfons IV en in 1360 verklaarde Peter, zwerend op het evangelie, dat hij voor de dood van Inês met haar getrouwd zou zijn. Daarna liet hij het overschot van Inês opgraven en overbrengen naar het klooster van Santa María de Alcobaça. Daar liet hij een grafmonument maken, dat nog steeds bestaat. Het bestaat uit twee marmeren graftomben waarin de vorsten tegenover elkaar liggen. Het idee is dat op de Dag des oordeels beide vorsten al overeind komend elkaar aankijken. Op het monument bevindt zich de inscriptie Até ao fim do mundo, in het Nederlands Tot aan het einde van de wereld.
De tombes zijn enigszins beschadfigd door soldaten van Napoleon. De tombe wordt gedragen door de drie moordenaars
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Opmerkingen