377 keer bekeken
2

Te water gaan

27 januari, 2011
Misschien wel even leuk om te lezen hoe dit nu gaat. Even groot kijken voor meer details. Het schip ligt op een goot met vet en ondersteund door blokken. Vlak voor de tewaterlating worden er kistjes opengetrokken, en stroomt het zand eruit dan zijn de blokken hout gemakkelijk weg te slaan. Het schip zakt dan op een aan de hellingvloer verankerde goot die is ingesmeerd met vet. De weg naar het water legt het schip af door op de aan het scheepscasco vastgemaakte slee over de goot te glijden. Midden onder het schip zit een klink. Die zit op slot, voor alle zekerheid. Nadat alle blokken zijn weggehaald, is dit de laatste barrière voor het schip. Als de klink wordt weggehaald, glijdt het schip het water in. Het moment tussen het weghalen van de blokken en het ontsluiten van de klink is kritiek. Binnen een halfuur moet het schip van de helling af omdat hij anders door zijn vet zakt. Als dat gebeurt, is er geen beweging meer in te krijgen. De snelheid waarmee een schip de helling verlaat, hangt behalve van gewicht en hellingshoek ook af van de waterstand. Als vuistregel geldt: hoe zwaarder, hoe sneller het water wordt opgezocht. Zware schepen, bijvoorbeeld baggerschepen, glijden bij de tewaterlating soms met wel 25 kilometer per uur naar beneden, snelheden die ze in hun latere varende leven zelden of nooit meer zullen halen. Afhankelijk van de lengte van een schip duurt een stapelloop zo’n tien tot vijftien seconden. Het schip word afgeremd met peuren, dat zijn grote trossen kettingen, sleepboten brengen het schip in positie en slepen hem naar de kade voor verdere afbouw. (Tekst gedeeltelijk van internet)
Alle rechten voorbehouden
Meer info tonen

Komt voor in