1568 keer bekeken
0

Kruisspin

31 juli, 2008
Vandaag wat extra leesinfo: De kruisspin (Araneus diadematus) is een in Nederland en België algemeen voorkomende spinnensoort. De spin komt voor op beschutte plaatsen. Het meest komt het dier voor in tuinen, omdat daar veel schaduw is, weinig wind en ze er makkelijk een web kunnen maken. Vrouwtjes worden beduidend groter dan mannetjes. Als de spinnen nog jong zijn, verschillen de mannetjes en wijfjes niet veel van elkaar. Maar na verloop van tijd groeien de wijfjes harder dan de mannetjes. In de zomer van hun tweede levensjaar, als de wijfjes volwassen worden, groeien ze zeer snel. De kruisspin is een vrij grote spin met vlekkenpatronen op de rug in de vorm van een kruis. De kleur van het dier is zeer variabel, en varieert van vaalgeel tot donkerbruin. De lengte is ongeveer 11 tot 18 millimeter. Zie voor de algemene bouw van spinnen het artikel spinnen. Het lichaam van de spin is verdeeld in een kopborststuk en een achterlijf. Aan het kopborststuk zijn vier paar poten bevestigd. Aan de voorzijde bevinden zich twee paar kaken, door de bovenkaken loopt een gifkanaal en de gifklieren liggen in het kopborststuk. Het is moeilijk om een beet van een kruisspin uit te lokken. Maar als het bijt is het voor mensen licht onplezierig, maar volstrekt onschadelijk. De kruisspin lijkt een beetje op de eikenbladwielwebspin (Araenus ceropegius). Deze soort heeft echter een iets ander patroon op de rug, blijft kleiner en overwintert als jonge spin en niet als ei. Met het web, waarin de spin gewoonlijk ondersteboven in het centrum zit te wachten, wordt het voedsel gevangen. De kruisspin vangt vooral vliegende insecten en maakt zijn web op wat grotere hoogte. Andere soorten spinnen maken het web dicht bij de grond en eten liefst sprinkhanen. Het web wordt dagelijks opnieuw gesponnen, dit duurt ongeveer 20 minuten. Het is een wielweb waarbij het centrum zich iets boven het midden bevindt met een grote mate van symmetrie. Vliegt er een prooi in het web dan wordt deze vaak eerst ingesponnen tot een pakketje en later pas uitgezogen. In de zomer van hun tweede levensjaar, zijn de wijfjes zo groot, dat ze webben van ongeveer 60 cm doorsnede maken. Daarom zien we zoveel spinnenwebben tegen het eind van de zomer. De spinnen zaten er reeds lange tijd maar hun webben zijn nu veel groter geworden. Het grootste deel van de volwassen spinnen overleeft de eerste nachtvorst niet en tegen het einde van november is zelfs het meest geharde dier gestorven, behalve enkelen die zich hebben verscholen in schuren of huizen. Voor de paring laten mannetjes door trillingen van het web van een vrouwtje weten dat hij geen prooi is, en na de paring wordt de vader niet zelden opgegeten. De eicocons worden in herfst afgezet en overwinteren; in de lente komen de jonge spinnetjes tevoorschijn en verspreiden zich. De jonge kruisspinnen breken met hun eitand hun ei open. Hun eerste voedsel is hun eigen eidooier. Hier doen ze ongeveer 7 tot 10 dagen mee. Daarna klimmen ze zo hoog mogelijk en schieten ze uit hun achterlijf een lange draad. Deze draad wordt door de wind opgepakt en zo komen ze honderden meters verder terecht. Ze maken een klein webje dat op een volwassen wielweb lijkt maar veel kleiner. Een spin legt 12 keer in zijn hele leven een eipakket, dat zijn dus 1200 tot 2400 spinnen per spinnenleven. De grootste vijand van de spinnen is het klimaat. Ze lijden vooral onder droogte en zware regenval. Ook de mens is een grote vijand omdat deze spinnen doodt en hun web vernietigt. De spinnen moeten ook opletten voor sommige wespen en mieren. PS Iedereen bedankt voor de reacties op de vorige upload(s)
Alle rechten voorbehouden
Meer info tonen

Instellingen

Komt voor in