239 keer bekeken
0
J
Strophosoma melanogrammum.
Strophosoma melanogrammum.
Dit kevertje komt uit een geslacht van kleine snuitkevers,
met een korte, brede snuit.
De meeste soorten zijn bruin.
De diertjes zijn gemakkelijk te herkennen
aan het eivormige lichaam en de diep uitgesneden band
achteraan de kop, die meteen na de ogen begint.
Het op naam brengen van de vele soorten is echter veel moeilijker.
Dat geldt echter niet voor de Strophosoma melanogrammum, want die heeft
aan het begin van de dekschilden een duidelijk zwart streepje.
De wetenschappelijke soortnaam betekent dan ook
zoveel als "de zwartgestreepte".
Net als veel andere kevers kunnen ze
hun bruine kleur al snel verliezen.
Ze zien er dan vaak haveloos uit en zijn
veel lastiger te determineren.
De kevertjes zijn 4 tot 6 mm lang.
Ze kunnen niet vliegen, omdat de dekschilden
grotendeels met elkaar zijn vergroeid.
Ze zijn vooral 's nachts actief.
Overdag wordt roerloos gerust.
Bij gevaar laten ze zich domweg op de grond vallen.
De volwassen kevers overwinteren, meestal op de grond
in lang gras of tussen dode bladeren.
Daarna, eind april, worden de voedselplanten opgezocht.
Daarbij is het kevertje weinig kieskeurig: allerlei naaldbomen
worden op prijs gesteld, maar ook loofbomen als de beuk zijn gewild.
Wel heeft het beestje een uitgesproken voorkeur
voor zeer jonge boompjes van 2 tot 3 jaar oud.
De kever en later de larven vreten aan knoppen en pas ontluikende naalden
en blaadjes en kunnen in de bosbouw erg schadelijk zijn.
Maar omdat ze nauwelijks opvallen, wordt veel van de vreetschade
die ze aanrichten aan andere, vooral grotere en meer opvallende
soorten toegerekend, zoals de dennensnuitkevers.
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Opmerkingen