208 keer bekeken
0
J
De Appeltak op de overloop.
Een tijdje geleden werd ik door een hele goede vriend gebeld en hij zei dat ik direkt, met mijn kamera, moest komen.
Bij hem op de overloop zou een hele aparte vlinder zitten en inderdaad:
deze vlinder hadden wij allebei nog nooit gezien.
Nadat ik er enkele foto's van had genomen (met behulp van een grote trapladder, anders kon ik er niet bijkomen) werd hij uiteraard héél voorzichtig in de tuin op de plantjes gezet.
Bron onderstaande tekst:
The Garden Safari.
Appeltak (Campaea margaritata).
De Appeltak is één van de groene spanners. Hij is echter één van de lichtste en verkleurt al heel snel naar wit. Gemakkelijk te herkennen door het kleine haakje aan de vleugelspitsen met daarin meestal een donker plekje en de brede groen-witte streep. De dunnere streep daarboven is in witte exemplaren vaak niet of nauwelijks te zien. De enige vlinder waarmee je hem zou kunnen verwisselen is de Tere Zomervlinder, die echter kleiner is. Deze heeft bovendien een normale afgeronde vleugelspits, de witte lijn is smaller, éénkleurig wit en zeker op de ondervleugel licht golvend. Bovendien is de Tere Zomervlinder bij ons een zeldzame soort. De Appeltak is een redelijk grote spanner, met een spanwijdte van 42 tot 55 mm.
Hoewel de eerste eitjes al eind mei worden gelegd, komen ze meestal pas in augustus uit. De larven ontwikkelen zich snel, maar gaan bijna volgroeid in winterslaap, waarbij ze vaak opvallend op de waardplanten blijven zitten. Een kleiner groepje larven komt meteen na het leggen van de eitjes uit. Zij verpoppen in juni om in augustus een tweede generatie vlinders te leveren. De larve is tamelijk ongetekend: grijsbruin, soms groenbruin. Bij de pootjes bevinden zich kleine haarborsteltjes. De rups van de Appeltak wordt zo'n 35 tot 40 mm lang. Er zijn heel veel voedselplanten bekend, vooral loofbomen zoals eik en berk. De pop zit in een kokon tussen afgevallen blaadjes. Het verpoppen duurt ongeveer een maand.
In de Benelux heeft de Appeltak twee elkaar min of meer overlappende generaties. De eerste vliegt in mei en begin juni, de tweede in augustus. In kleine aantallen wordt gevlogen tussen de generaties in, en in september en soms oktober. De vlinder is gemakkelijk te lokken met licht. Komt overal voor waar bomen staan, ook in parken en tuinen, zelfs in de grote steden, maar heeft een voorkeur voor zandgronden. In Noord-Holland bijvoorbeeld zeldzaam in de polders, maar algemeen in de duinen en de zandgronden daarachter. In Europa tot in het Hoge Noorden een algemene soort.
NB: Deze soort wordt ook wel de Groen- en witbandvlinder of de Groen- en witbandspanner genoemd.
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Gebruikte apparatuur
Nikon D80
Opmerkingen