307 keer bekeken
6
Geelsprietdikkopje
geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris)
Veel waarnemingen van het geelsprietdikkopje berusten waarschijnlijk op een verkeerde determinatie; vermoedelijk is de soort zeldzamer dan het verspreidingskaartje laat zien.
Familie
dikkopjes (HESPERIIDAE)
Kenmerken
Voorvleugellengte: 12-15 mm. De vleugels zijn lichtbruin tot geel zonder tekening op de bovenkant van de vleugels. De geurstreep van het mannetje loopt niet evenwijdig aan de aders op de voorvleugel. Op de onderkant van de voorvleugel heeft de vleugelpunt vaak een andere kleur (groenbruin) dan de rest van de vleugel. De onderkant van de sprietknop is geelbruin.
Gelijkende soorten
Bij het zwartsprietdikkopje is de onderkant van de sprietknop zwart; bovendien loopt de geurstreep van het mannetje evenwijdig aan de aders op de voorvleugel.
Zie ook de arikelen op de pagina Meer lezen over deze soort.
Voorkomen
Een vrij schaarse standvlinder die vooral voorkomt in het oosten van het land (vooral Drenthe, de Veluwe en Zuid-Limburg); in de duinen en op kleigrond schaars. Het verspreidingsbeeld wordt gedeeltelijk vertroebeld door verkeerde determinaties (vaak verwarring met het zwartsprietdikkopje).
Habitat
Vooral ruige graslanden en bossen; ook moerassen en rietlanden.
Waardplanten
Diverse breedbladige grassoorten die al in het voorjaar voedzame scheuten hebben, zoals geknikte vossestaart, gestreepte witbol, gladde witbol, timoteegras en pijpenstrootje.
Vliegtijd en gedrag
Van half juni tot eind augustus in één generatie. De vlinders zijn vaak nectardrinkend te zien op akkerdistel, gewone braam en gewone rolklaver. De mannetjes vertonen territoriaal gedrag door vanaf een bloem indringers te verjagen.
Levenscyclus
Rups: van half augustus tot eind juni. De eiafzetting vindt plaats in rijen in de schede van grasbladeren of in bloeiaren. De soort overwintert als pas uitgekomen, nuchtere rups in een individueel coconnetje.
Bron Vlindernet.nl
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Opmerkingen