318 keer bekeken
6
Tijmblauwtje
tijmblauwtje (Phengaris arion)
Het tijmblauwtje is goed te herkennen aan de grote zwarte stippen op de onderkant van de vleugels, maar komt sinds 1949 niet meer in Nederland voor.
Familie
blauwtjes (LYCAENIDAE)
Kenmerken
Vooorvleugellengte: circa 20 mm. De bovenkant van de vleugels is helder glanzend blauw met enkele grote, scherp afgegrensde zwarte vlekken. Bij het vrouwtje zijn de vlekken groter dan bij het mannetje en is de zwarte rand langs de vleugels breder. De onderkant van de vleugels is bruinachtig grijs met grote, witomrande zwarte vlekken. De onderkant van de achtervleugel heeft een metaalgroene of blauwe wortelbestuiving.
Gelijkende soorten
Het gentiaanblauwtje en het pimpernelblauwtje hebben grotere zwarte vlekken op de onderkant van de achtervleugel.
Voorkomen
Het tijmblauwtje is sinds 1949 als standvlinder uit Nederland verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw kwam deze soort voor op verschillende plaatsen in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De dichtstbijzijnde populaties bevinden zich in de Eifel.
Habitat
Droge, zonnige en warme graslanden, meestal op zuidhellingen.
Waardplanten
Grote tijm op kalkrijke grond en kleine tijm op zandgrond.
Vliegtijd en gedrag
Eind juni tot half augustus in één generatie.
Levenscyclus
Rups: eind juli-begin juli. De jonge rups eet van de bloemen van de waardplant. Na het derde stadium laat de rups zich op de grond vallen en wacht tot hij wordt meegenomen door een zandsteekmier (Myrmica sabuleti). De soort overwintert als rups in het mierennest en daar vindt ook de verpopping plaats.
Bron Vlindernet.nl
Alle rechten voorbehoudenMeer info tonen
Gebruikte apparatuur
Nikon D300
Opmerkingen