Een teleobjectief of ‘telelens’ is een objectief met een grote brandpuntsafstand (zeg maar de vergrotingsfactor) en een kleine beeldhoek. Met een teleobjectief kun je onderwerpen die ver verwijderd zijn beeldvullend fotograferen en ongewenste elementen buiten beeld laten. In feite zie je het onderwerp als door een verrekijker. Teleobjectieven kun je voor de meest uiteenlopende soorten fotografie gebruiken. Uiteraard voor onderwerpen die lastig zijn te benaderen, zoals sporters op een sportveld of een racecircuit, schuwe dieren in de natuur of muzikanten op een concertpodium. Maar er zijn nog veel andere toepassingen, zoals portretten, macro, straatfotografie en zelfs landschapsfotografie.
Soorten
De verschillende soorten teleobjectieven hebben elk hun eigen toepassingen en voor- en nadelen.
Korte teleobjectieven (55-135 mm) zijn als allround lenzen ideaal voor portretten, huisdieren en straatfotografie. Ze zijn vaak goed betaalbaar, niet zo zwaar of groot en breed inzetbaar voor onderwerpen die goed te benaderen zijn. Het zijn echte multifunctionele werkpaarden.
Middellange teleobjectieven (135-300 mm) zijn geschikt voor wildlife (grotere zoogdieren en redelijk benaderbare dieren), landschappen, sportfotografie, evenementfotografie en macro. Deze objectieven variëren nogal in prijs. Zo zijn lichtsterke modellen vaak duur en zwaarder, maar geven wel zichtbaar betere resultaten.
Superteleobjectieven (vanaf 300 mm) zijn geschikt voor sportfotografie van grote afstand (motorsporten en sporten in grote stadions) en wildlife (erg schuwe of kleinere dieren en vogelfotografie). Superteleobjectieven zijn vaak groot, erg duur en zwaar. Voor een optimaal resultaat is een statief nodig.
Creatieve eigenschappen
Een teleobjectief heeft bepaalde creatieve eigenschappen. Zo kun je het perspectief in je foto’s ermee ‘plat drukken’. Met een teleobjectief lijkt alles in je zoekerbeeld vlakbij elkaar te liggen: onderwerpen die zich achter elkaar bevinden, kunnen zelfs even groot lijken. Daar kun je slim gebruik van maken als je bijvoorbeeld een landschap fotografeert. In een ‘platgeslagen’ scène krijgen structuren, vlakken, patronen, vormen en lijnen extra nadruk. Fotografeer je grote groepen dieren of mensen? Dan lijkt de groep ineens veel groter en massiever. Geoefende fotografen maken vaak gebruik van deze strategie.
Daarnaast kun je met teleobjectieven creatief spelen met de scherptediepte (de dichtstbijzijnde en verste punten die nog scherp zijn). Met een geringe scherptediepte vervagen de voor- en achtergrond. Het onderwerp krijgt zo alle aandacht en spat van de foto af. Spelen met scherptediepte is erg belangrijk bij portretten, macro en dierenfotografie. Het geeft je controle over je compositie. Probeer het zelf maar eens: fotografeer hetzelfde onderwerp eens met een groot diafragma (klein F-getal) en daarna met een klein diafragma (groot F-getal). Op de eerste foto is alleen het onderwerp scherp en zie je de voor- en achtergrond wazig. Op foto twee zal veel meer van je compositie scherp zijn. Bij een groothoekobjectief krijg je bij een groot diafragma ook onscherpte, maar met een teleobjectief is de scherptediepte veel kleiner. Je krijgt dus sneller een mooie wazige achtergrond.
Ten slotte maken fabrikanten de minimale scherpstelafstand van hun teleobjectieven steeds korter en kun je steeds vaker met zo’n objectief fraaie macrofoto’s maken. Zo’n macrostand is geen vervanging van een specialistisch macro-objectief. Maar het kan wél het verschil maken tussen een fraaie of géén foto van die mooie vlinder tijdens je wandelvakantie.
Zoom versus prime
Teleobjectieven kun je onderscheiden naar zoomobjectieven en primes. Een zoomobjectief bevat in feite een hele serie brandpuntsafstanden. Een ‘prime’ heeft één vast brandpunt, zoomen kan dus niet. Een veelzijdig zoomobjectief lijkt de beste keus. Toch gebruiken professionele fotografen meestal primes. Telezooms mogen dan veelzijdiger, goedkoper en laag in gewicht zijn, ze zijn ook vaak minder lichtsterk. Daardoor hebben ze in situaties met weinig licht (schemer, ochtendgloren, binnenshuis) veel langere sluitertijden nodig en dat maakt ze minder geschikt voor bijvoorbeeld sport, wildlife en evenementen. Ze kunnen de snelle actie immers niet goed bijhouden. Tele-primes zijn in de regel scherper, lichtsterker en focussen sneller. Ze zijn dus beter geschikt voor actiefotografie bij uitdagende lichtomstandigheden. Fotografeer je vaak vogels en actiesporten bij slecht licht? Spaar dan voor een prime. Fotografeer je hoofdzakelijk algemene onderwerpen bij daglicht? Overweeg dan de aanschaf van een zo lichtsterk mogelijke zoomlens en accepteer dat je niet altijd alles kunt vastleggen. Die keuze scheelt je veel geld en gezeul met grote lenzen.
Superzoomobjectieven vormen een aparte en populaire categorie in de wereld van de zoomobjectieven. Ze zijn klein, laag in gewicht en beslaan het hele bereik van groothoek tot middellange tele. Ranges van 18 tot 270 mm zijn geen uitzondering meer. Handig toch? Hoef je niet meer van lens te wisselen en heb je elke brandpuntsafstand onder handbereik! Inderdaad zijn superzooms praktisch in sommige situaties waarbij elke gram telt, zoals tijdens backpack-vakanties, wandelreizen of tijdens het bergbeklimmen. Maar die enorme reikwijdte heeft ook nadelen. Zo is de vervorming groot in het groothoek- en telebereik, focussen de lenzen vaak traag, zijn ze lichtzwak, is absolute scherpte in je foto’s vaak lastig te realiseren, leveren ze vaak wat fletse beelden en treedt er snel ‘chromatische aberratie’ op (sterke contrasten in je foto’s krijgen een lelijke paarse of blauwe gloed). Weeg die nadelen dus af tegen de voordelen. In de regel geldt: hoe minder zoombereik, des te beter de optische kwaliteiten.
Teleconverters: magische lensverlengers?
Een teleconverter of extender is een ring met daarin een lenselement die je tussen je objectief en je camera plaatst om de brandpuntsafstand te vergroten. De gangbare teleconverters vergroten die afstand met een factor 1,4, 1,7 of 2. Met een 1,4x-converter verander je 200 mm dus in 280 mm. Met een 2x-converter krijg je zelfs een 400 mm-objectief. Voordelen: converters wegen vrijwel niets en zijn een goedkope manier om meer vergroting te krijgen. Nadelen zijn er ook. Door de extra lenselementen van de converter treedt lichtverlies op. Met een 1,4x-converter is dat één stop, met een 2x-converter zelfs twee stops. Een objectief met een maximale opening van F 4 wordtmet een 1,4x-converter een F 5,6-objectief en met een 2x-converter zelfs een F 8. Je sluitertijden worden daardoor dus behoorlijk langer en het risico op bewogen foto’s groeit. Verder beïnvloeden converters ook de optische kwaliteiten van je objectief nadelig. Kwalitatief goede converters geven dus eigenlijk alleen goede resultaten met kwalitatief goede teleobjectieven. Ten slotte passen teleconverters maar op een beperkt aantal objectieven. Controleer dus altijd of je objectief geschikt is voor een converter, voordat je deze daadwerkelijk aanschaft!
Beeldstabilisatie en cameraondersteuning
Teleobjectieven zijn gevoelig voor bewegingsonscherpte. Het stilhouden van een lang, zwaar objectief is niet eenvoudig. Je ademhaling, je hartslag, de wind, de temperatuur, de ondergrond, het gewicht en de lengte van je objectief: allemaal beïnvloeden ze je vaste hand. Door veel te oefenen kun je een vastere hand trainen, maar er is een grens. Daarna zal je je heil in hulpmiddelen moeten zoeken.
Tip: Probeer tijdens het fotograferen zo rustig mogelijk adem te halen. Concentreer je op je ademhaling en druk af tussen twee diepe ademhalingen in. Dan beweeg je het minst en is de kans op bewogen foto’s het kleinst.
Een vuistregel bij teleobjectieven is dat je sluitertijd gelijk of groter moet zijn dan de brandpuntsafstand van de lens. Een voorbeeld: als je met een lens van 200 mm fotografeert, zal je dus met een sluitertijd van 1/200 of sneller moeten werken. Doe je dit niet, dan loop je meer kans op bewogen foto’s.
De meeste fotografen kunnen bij voldoende daglicht nog uit de hand fotograferen met een 300mm-objectief. Daarboven ontstaan problemen. Om dit tegen te gaan zul je met statief moeten werken, hoe onhandig je dit in het begin ook vindt. Wil je echt haarscherpe resultaten met je dure tele? Investeer dan in een goed statief en een goede statiefkop en oefen vaak en veel met de combinatie. Geoefende fotografen merken de last van een statief vaak niet eens meer.
Houd de kop erbij!
Naast een stevig statief, is een goede statiefkop essentieel om scherpe foto’s te kunnen maken met lange teleobjectieven. Bij het gebruik van supertele’s kun je het best een schommelkop gebruiken. Je hangt je objectief en camera in een soort schommel op je statief en kunt je camera en objectief vervolgens vrijwel ongehinderd en gewichtloos alle kanten op bewegen. Ideaal bij actie-, sport- en wildlifefotografie: je kunt je actieve onderwerpen immers moeiteloos volgen. Fotografeer je vooral statische onderwerpen (zoals landschap of portretten), dan werkt een balhoofdkop het snelst en het meest praktisch.
Loop je veel tijdens het fotograferen met lange tele’s, maar heb je echt geen zin om een driepootstatief mee te sjouwen? Overweeg dan een eenbeenstatief. Dit is een soort verstelbare paal die je onder je camera of objectief bevestigt. Niet ideaal, maar het maakt je wel een stuk mobieler en geeft met wat oefening best een redelijke stabiliteit. Vooral bij actieve fotografie tijdens sportwedstrijden of op een wandeling heb je baat bij een eenbeenstatief.
Fotografeer je vogels vanuit je auto of een schuilhut? Probeer dan eens een rijstzak. Knip de pijpen van een oude spijkerbroek, vul deze met rijst en naai de uiteinden dicht. Leg de rijstzak op je autoportier, op de grond of op de rand van de schuilhut en leg je objectief hier weer bovenop. Een oersolide en compacte ondersteuning voor een paar euro! Zolang je je niet veel verplaatst is dit een superoplossing.
Tip: Gebruik tijdens het fotograferen vanaf statief of rijstzak een draadontspanner. Dit is een kabeltje van een paar tientjes waarmee je de ontspanknop van je camera indrukt. Zo hoef je je camera niet fysiek aan te raken bij het fotograferen en dat scheelt een boel trillingen!
Wil je desondanks uit de hand blijven fotograferen? Kies dan zeker een objectief met een goede beeldstabilisatie. Kleine sensoren in je objectief signaleren ongewilde bewegingen en compenseren die. De modernste beeldstabilisatietechnologie werkt verbazend goed en heeft verschillende standen. Bijvoorbeeld om alleen verticale bewegingen te corrigeren of juist bepaalde bewegingen toe te staan (zoals het meetrekken van de lens bij vliegende vogels of raceauto’s)!
Tip: Zet beeldstabilisatie uit als je vanaf statief werkt. Sommige systemen raken in de war van weinig beweging en doen dan de verkeerde correcties. Gevolg: onscherpte.
Je allerlaatste redmiddel voor scherpe foto’s is het verhogen van de iso-waarde van je camera. Door de iso-waarde te verhogen maak je de beeldchip lichtgevoeliger en dat zorgt weer voor kortere sluitertijden en scherpere foto’s. Bedenk wel dat dit een prijs heeft. Hoge iso-waarden maken je foto’s flets, zorgen voor minder contrast en kleurruis. De beste aanpak is dus een combinatie van goede ondersteuning, camerabeheersing en een behoudende iso-waarde!