Tips voor het fotograferen van dieren!
Een van de populairste vormen van fotografie is toch zeker dierenfotografie. Of het nu je huisdier is, een hert op de Veluwe, een vogel of een leeuw in Afrika, er zijn grote overeenkomsten in de manier waarop je te werk gaat. Wij leren je de beginselen en geven tips om het beste dieren te fotograferen.
Foto’s waar dieren duidelijk en scherp op staan, zijn er volop. Echte karakterprenten die bewondering en emotie oproepen, zijn schaars. Een kat die ligt te slapen met een pootje voor zijn ogen, is natuurlijk ontzettend knuffelbaar, maar fotografisch een minder grote uitdaging dan diezelfde kat terwijl hij scherp gefocust is op een mogelijke prooi.
Denk na over wat je met je foto’s wilt vertellen. Maak reportages waarbij je met behulp van sterk afwijkende beelden een verhaal vertelt. Wissel bijvoorbeeld details van een vacht of veren af met overzichtsfoto’s van een dier in zijn leefomgeving, pootafdrukken of afgeknabbelde takken. Betrek ook de omgeving in je foto’s. Leeft een dier in het bos? Toon het dan door een wirwar van takken, zodat het lijkt alsof je het dier ziet door de ogen van een soortgenoot of een roofdier.
Licht
Fotografeer je buiten, dan is het slim om bij het krieken van de dag ter plaatse te zijn. De serene ochtendrust is niet alleen een indrukwekkend onderdeel van je fotobeleving, maar biedt je ook een zacht gouden licht, fraaie mistflarden, en nog niet door andere mensen verjaagde dieren. ‘De gouden uren‘ bestrijken de periode na zonsopgang en voor zonsondergang. Dan is het licht voor fotografen het mooist: een zacht, amberkleurig strooilicht dat een warme gloed op je onderwerp projecteert. In de ochtend en laat op de middag is het licht het mooist en zijn de contrasten het laagst.
Onopvallend
Als je je voorwerk goed hebt gedaan, weet je waar de dieren zich ophouden. Benader ze rustig, blijf stilstaan als ze opkijken en stop op zo’n zestig meter afstand. Je zult verbaasd zijn hoe edelherten, wilde paarden en runderen je aanwezigheid accepteren als je je aan hun ritme aanpast. Fotografeer beheerst (ook als je erg enthousiast bent), maak geen onverwachte bewegingen en zak een beetje door je knieën. Hoe kleiner je lijkt, hoe minder gevaarlijk je op veel dieren overkomt.
Op steeds meer plekken in de Nederlandse natuur vind je schuilhutten. De dieren zijn eraan gewend en zullen dicht naderen. Of gebruik je auto. Veel dieren zien auto’s als ongevaarlijke en vertrouwde onderdelen van hun leefomgeving. Al wandelend fotograferen kan eveneens lonend zijn. Maar veel dieren zullen jou eerder horen, zien en ruiken dan omgekeerd. Het meeste wild zal weglopen. De beste strategie voor wandelaars is om niet achter de dieren aan te hollen, maar geduld te hebben en op wildrijke locaties de komst van je ‘prooi’ af te wachten.
Compositie en standpunt
Veel dieren spelen het klaar om steeds maar te blijven bewegen. Daardoor krijg je vaak niet de rust om scherp te stellen of een compositie te bepalen. Bestudeer het gedrag van dieren goed. Je zult zien dat libellen vaak terugkomen op hetzelfde takje. Vlinders draaien als ze bezig zijn op een bloem heel vaak vanzelf in de gewenste positie. Probeer niet meteen de foto te maken, maar neem eerst de tijd om rustig alles te observeren. Gun jezelf een minuut of twee om vooraf te bepalen in welke houding je het dier wilt fotograferen en waar je het licht vandaan laat komen. Bedenk ook dat vanuit gehurkte positie of helemaal vanaf de grond (kikvorsperspectief) elk dier veel imposanter oogt dan vanuit vogelperspectief, omdat je er dan tegen opkijkt in plaats van erop neer. Een andere regel: als je een dier portretteert, let dan niet alleen op de kop, maar neem nog voldoende van de hals mee. Anders lijkt het of het arme beest is onthoofd!
Foto: gotchas
Instellingen
Een veilige basisinstelling is de P-stand. In die stand bepaalt de camera automatisch diafragma en sluitertijd, zodat je daar geen omkijken meer naar hebt en alle aandacht kunt richten op het onderwerp. Wil je meer invloed voor bijvoorbeeld een onscherpe, rustige achtergrond, fotografeer je in de A-stand (diafragmavoorkeuze), zodat je vervolgens een groot diafragma (F 5,6 of lagere waarde) kunt instellen. Dit is de stand die de populaire vage achtergronden oplevert. Houd daarbij de iso-waarde zo laag mogelijk of laat de camera zelf de lichtgevoeligheid instellen (‘auto ISO’). Zorg dat je sluitertijden kort genoeg blijven om ongewenste bewegings- en trillingsonscherpte te voorkomen. Let ook op je witbalans. De automatische witbalans is geen garantie voor succes. Zeker ’s ochtends in het warme ochtendlicht kunnen je foto’s ongewenste kleuren krijgen. Stel de witbalans handmatig in en houd de resultaten op je lcd-scherm in de gaten. Verandert het licht gedurende de ochtend? Pas dan de witbalans aan.
Autofocus is handig bij snel bewegende dieren, maar kan vaak gemist worden. Als je autofocus gebruikt, zorg dan dat het scherpstelpunt niet altijd in het midden zit. Je hoofdonderwerp in het midden van de foto levert meestal geen spannende compositie op.
Objectieven
Afhankelijk van je ervaring en de situatie kun je met elk objectief goede dierenfoto’s maken. Voor vogelfotografie en close-ups van zoogdieren kies je een tele-objectief van 300 mm of langer. Wil je een dier in z’n natuurlijke omgeving laten zien, dan kun je een middellang teleobjectief van 100 tot 300 mm gebruiken. Als je dichtbij kunt komen (huisdieren, dierentuin), is een groothoek zelfs mogelijk. Voor een weids tafereel met een grote kudde paarden neem je ook een groothoek of een korte telezoom mee. Met een standaardzoom (24-85 mm) plus een telezoom (70-300 mm) kun je de meeste situaties de baas. Veel wildlifefotografen hebben liever een objectief met een vast brandpunt dan een zoom. Zo’n vast brandpunt is in de regel lichtsterker, levert scherpere beelden op en stelt sneller scherp. In het spaarzame licht waarin de meeste zoogdieren actief zijn, is dit een groot voordeel. Een 300 of 400 mm F4-objectief is vaak redelijk te betalen en goed te combineren met teleconverters Heb je een telezoom? Ren dan niet meteen naar de winkel om een fortuin uit te geven aan een peperduur objectief met vast brandpunt. Je verbetert je resultaten vaak niet met een supertele van 500 of 600 mm. Deze objectieven brengen je onderwerp weliswaar een stuk dichterbij, maar ze kunnen je ook lui en minder creatief maken. De lengte en het gewicht dat je meesleept, maken je minder mobiel in het veld. Stem je materiaalkeuze daarom af op je foto-idee en sleep niet al je spullen mee naar het bos. Een uitpuilende fototas beperkt je flexibiliteit en lijkt elke kilometer zwaarder te worden.
Camera
Professionele en semiprofessionele camera’s met een snelle en nauwkeurige autofocus, stevige metalen body, hoge burstrate, afdichtingen tegen stof en spatwater, ruisarme hogere iso-standen en zuinige accu’s zijn een grote pre. Neem als je de mogelijkheid hebt altijd een reservebody mee. Bij een cameracrash is er vaak geen reparateur in de buurt. Bijkomend voordeel van een tweede body is dat je deze kunt voorzien van een groothoeklens of korte tele, zodat je minder vaak lenzen hoeft te verwisselen en altijd paraat bent voor actie dichtbij.
Stabilisatie en ondersteuning
Je bent veel beter af met een doorsnee (niet te oude) camera en een superieure lens dan met een supercamera plus een budgetlens. Lenzen met ingebouwde beeldstabilisatie zijn een bonus. Deze lenzen compenseren trillingen van het toestel, waardoor je met langere sluitertijden scherpe foto’s zonder statief kunt maken. Lange lenzen vergroten bewegingen veel meer uit dan kortere lenzen. Een klein beetje beweging resulteert dus al in onscherpe foto’s. Of zet je camera op statief (zet de stabilisatie dan uit, dit werkt elkaar tegen). Zware statieven zijn stabieler dan lichte, koop je statief voor je zwaarste lens en gebruik een goede statiefkop, bijvoorbeeld een balhoofd of een speciaal ontworpen schommelkop. Zulke koppen zijn duur, maar werken ontzettend prettig en snel. Kies voor de beste kwaliteit die je kunt betalen, balanceer je dure lens nooit op een wankel budgetstatiefje. In veel situaties kun je ook prima uit de voeten met een rijstzak of eenbeenstatief.
Wild
Nederlandse zoogdieren zoals edelhert, ree, wild zwijn, vos, das, haas, konijn, otter en bever zijn (door mensen) meestal schuw. Hun dagritme is verschoven naar de late avondschemering, de nacht en de vroege ochtend. Zelfs in natuurgebieden zie je zelden overdag wild en dan vaak nog vanaf grote afstand. Gelukkig zijn er ook zoogdiersoorten die minder schuw zijn zoals heckrunderen, Schotse hooglanders, konikpaarden, heideschapen en damherten. Ze zijn erg fotogeniek en vluchten minder snel, waardoor je alle tijd hebt om te experimenteren met compositie, licht en standpunt.
Wilde dieren benaderen is meestal zinloos. Ze associëren mensen met gevaar en vluchten zo gauw ze merken dat je interesse in hen toont. Probeer wild liever naar jou toe te laten komen. Reeën komen bijvoorbeeld ’s avonds uit hun dekking om te foerageren aan de bosrand. Zoek van tevoren een comfortabele verstopplek. Installeer je voor een boom, in hoog gras of ga plat op de grond liggen tussen de struiken en versmelt met de omgeving. Zit stil, houd afstand en heb vooral veel geduld. Meestal verspreiden de dieren zich tijdens het grazen en komen ze vanzelf dichterbij jou in de buurt. Nog beter: gebruik je auto als schuilhut. Veel dieren negeren auto’s en komen verrassend dichtbij. Draag onopvallende kleding in aardetinten die geen geluid maakt als je beweegt. Bedek je handen en hoofd. Veel dieren zijn kleurenblind, maar zijn alert op contrasten. Blote handen, armen en hoofden zien ze als bewegende witte vlekken en zijn een reden tot vluchten.
© CPJ.STOUTJESDIJK
Macro-onderwerpen zijn er in vele soorten en maten. Elk onderwerp heeft zijn eigen aanpak. Veel vlinders en wespen zitten bijvoorbeeld nauwelijks stil. Bestudeer daarom hun gedrag: veel soorten hebben een rustritme en zitten vaak op favoriete plekken. Zet je statief daar dus neer. Veel kleine dieren moeten in de zon opwarmen om actief te kunnen worden. Ga vroeg uit de veren en zoek naar dieren die nog in rust verkeren. Vooral libellen zijn ’s ochtends perfect te fotograferen als de ochtenddauw nog op hun vleugels zit.
Dierentuinen
Dierentuinen, safariparken en de plaatselijke kinderboerderij zijn uitstekende fotolocaties. De dieren zijn aan mensen gewend en vluchten niet. Bovendien doen veel dierentuinen hun uiterste best om hun dieren zo fotogeniek mogelijk in een natuurlijke omgeving aan het publiek te tonen. Kom op het goede tijdstip. Vlak na de opening is het licht het mooist en zijn de dieren actief, omdat ze net uit hun nachtverblijf komen. Bovendien heb je nog geen last van grote aantallen bezoekers. De meeste bezoekers volgen de parkroute. Door meteen naar de meest afgelegen verblijven te gaan, maximaliseer je de fototijd. Vlak voor sluitingstijd fotograferen is eveneens slim. De dieren zijn dan actief, omdat ze weten dat ze gevoerd gaan worden. De roofdieren, die overdag vaak slapen, beginnen nu geconcentreerd te bewegen.
Hoe natuurlijk een park ook is opgezet; er zijn altijd tralies, ruiten en hekken. Zet de voorkant van je lens of zonnekap voorzichtig (bijna) tegen een ruit aan. Dit voorkomt reflecties en schitteringen op de foto. Draag donkere kleding om je eigen reflectie te camoufleren. Tralies, gaas en hekwerken kun je eveneens vervagen door dichtbij te gaan staan en een groot diafragma te kiezen (laag F-getal als 2,8). Het gaas wordt als bij toverslag een wazige zweem met je onderwerp als stralend middelpunt. Flits nóóit door een ruit. Je stoort de dieren en het flitslicht bereikt je onderwerp sowieso niet.
Dierentuindieren zijn prima te isoleren met een korte of middellange telezoom. Met een 70-300 mm houd je hekken, borden en bezoekers buiten de compositie en maak je je onderwerp ‘los’ van de achtergrond.
Huisdieren
Het fotograferen van je huisdier lijkt in veel opzichten op portretfotografie. Net als bij menselijke portretten probeer je de ziel, de schoonheid en het karakter van jouw dier te fotograferen. Gebruik je kennis van portretteren dus ook voor het fotograferen van je huisdier. Probeer eens niet als baasje, maar als fotograaf naar je dier te kijken. Laat je liefde voor je dier niet leidend zijn, maar zoek naar spannende beelden met je dier als middelpunt. Denk aan mooie composities en abstracte vormen en kleuren. Anders dan bij wilde dieren heeft het tonen van de biotoop van je huisdier (de huiskamer) vaak geen meerwaarde. Probeer het dier vrij te zetten of laat alleen details zien (zoals ogen, poten, staart of vacht). De blauwe driezitsbank en de kattenbak kun je beter buiten beeld laten. Experimenteer naar hartelust: de goudgele ogen van je zwarte kat op een zwarte deken doen het geweldig! Dezelfde priemende ogen tussen de bladeren van de heg ook. Creativiteit loont de moeite! Dieren komen het best tot hun recht als ze blij en tevreden zijn. Neem bij voorkeur een assistent mee die met het dier speelt of z’n aandacht trekt, terwijl jij fotografeert.
Vogels
Nederland is een vogelparadijs. Ons land is dankzij de lange kustlijn en vele waterwegen rijk aan watervogels. De bossen, akkers en steden wemelen van de zangvogels, weidevogels en stadsnomaden. Maar het zal je tegenvallen hoe dicht je een zangvogel als een merel moet naderen om een beeldvullende foto te kunnen maken, zelfs met een peperduur teleobjectief van 500 mm of langer. Gelukkig zijn er vele soorten die zich aan de mens hebben aangepast en pal onder onze neuzen leven. Vaak zijn al die eenden, zwanen, ganzen, reigers, waterhoentjes en meerkoeten te benaderen tot aanraakafstand en kijken ook nog eens nieuwsgierig in plaats van bang uit hun ogen. Ideaal voor een natuurlijk portret.
Heb je een tuin? Probeer die plek dan zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor vogels. Voer ze in de herfst en winter. Plant struiken en bomen die insecten aantrekken, vrucht dragen én bescherming bieden. Leg een kleine vijver aan voor de dorst en het dagelijkse bad en hang nestkastjes op. Bepaal waar de meeste activiteit zich afspeelt (meestal het bad- en voergedeelte) en richt op enkele meters daar vandaan je fotografeerplek in. Dat kan vanuit het geopende raam in je huiskamer, de tuinschuur of een schuilhut. Camoufleer je lens en hoofd en werk zo stil mogelijk. Zorg dat de plek waar de vogels hun activiteiten ontplooien een rustige, fraaie achtergrond heeft en maak een podiumpje. Veel vogels vliegen niet meteen op het water, het eten of hun nest af, maar landen eerst even in de buurt om te kijken of de kust veilig is. Zet dus een fotogeniek takje of een boomstronk neer op een strategische plek en richt je lens daarop. Vogelgedrag is tot op zekere hoogte voorspelbaar. Zo gebruiken veel vogels telkens dezelfde tak om te rusten of te jagen. Als je eenmaal weet waar en wanneer dat is, kun je terugkomen met mooi licht en vooraf je compositie bepalen. Kies voor vogels op de grond een zo laag mogelijk standpunt en fotografeer ze op ooghoogte, niet van bovenaf. Zorg dat het oog altijd scherp is. Gebruik schuine lijnen om dynamiek te benadrukken en leg niet alleen de vogel, maar ook zijn gedrag vast.
© Gonda Versteeg
De beste plekken
Nederland telt honderden prachtige fotolocaties. Raadpleeg voor de beste plekken in jouw omgeving de ansichtkaartencarrousel bij de lokale VVV, bekijk de websites van fotografen uit je regio of bezoek de website van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Vogelbescherming, www.waarneming.nl, www.vogelkijkhut.nl, www.natuurkaart.nl of www.birdpix.nl. Elke regio in ons land heeft z’n eigen specialiteiten. Goed benaderbare populaties groot wild zijn voorhanden op de Veluwe, in de Oostvaardersplassen en Zeeland. Een weekendje Wadden, Lauwersmeer of Zeeland kan je prachtige zeehonden- en zeevogelfoto’s opleveren. Herten en vossen vind je snel en makkelijk in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Vogels, bevers, otters en Schotse hooglanders vind je in de bijzondere omgeving van de Biesbosch. Kortom: maak een keuze uit het gevarieerde aanbod en ga ervoor!