244 keer bekeken
0

Bladluizen (Aphidoidea)

5 oktober, 2010
bedankt voor de reacties op m,n sabelsprinkhaan. deze foto van de bladluis is van gisterenmorgen 4 okt 2010. wat zijn ze klein vond deze wel aardig . Bladluizen (Aphidoidea) zijn kleine plantenetende insecten, die zich met stekende en zuigende monddelen (stiletten) passief voeden met sappen uit het floëem (net als een aantal verwante superfamilies, zoals 'witte vlieg' bijvoorbeeld superfamilie Aleurodidae). Het floëemsap stroomt door de zeefvaten en staat onder hoge druk. Het wordt door de plant in het voedselkanaal van de bladluis geperst zodra de stiletten een floëemvat aanprikken. Bladluizen leven altijd op planten en zijn dikwijls groen van kleur, maar sommige soorten zijn wit, zwart, geel, rood of zelfs paars van kleur. Uit de lichamen van sommige soorten worden zelfs knalrode pigmenten gewonnen. Ook zuigen bladluizen nu en dan actief xyleemsap actief, als ze dorst hebben. Bladluizen zitten meestal op groeipunten zoals de toppen van jonge stengels met groeiend blad en bloemknoppen omdat de sapstroom daar veel voedingstoffen bevat, nodig voor de groei van de plant. De stiletten van bladluizen penetreren van de epidermis naar het floëem tussen de plantencellen door (intercellulair) en tussen de cellulosevezels van de secundaire celwand. Daarbij wordt continu speeksel in de plant gepompt dat onmiddellijk een gel vormt (gelerend speeksel) De stiletten worden zodoende geheel door dit speeksel omgeven, de z.g. speekselschede die na terugtrekking in de plant achterblijft. Veel cellen langs de stiletweg worden echter kortstondig (ca. 5 sec) aangeprikt (intracellulair). Tijdens deze korte celpuncties wordt (niet gelerend, waterig) speeksel in de cel geïnjecteerd en daarmee worden planten veelvuldig met virussen geïnfecteerd. De virusoverdracht vormt de belangrijkste bron van de economische schade door bladluizen veroorzaakt. Tijdens een celpunctie wordt vervolgens ook wat sap opgezogen en geproefd, waarschijnlijk om de kwaliteit van de plant te testen. Na de celpunctie trekken de stiletten zich weer iets terug en vervolgen hun intercellulaire route. Op eenzelfde manier worden ook de floëemcellen aangeprikt alleen dan vaak veel langduriger. Na eerst speeksel in het zeefvat gepompt te hebben, wordt er in het voedselkanaal een klepje geopend en zorgt de druk ervoor dat het floëemsap het voedselkanaal instroomt. De voedselopname kan uren, zelfs dagen achtereen voortduren zonder dat de stiletpunt verplaatst. Het sterk suikerhoudend floëemsap wordt grotendeels als kleverige vloeistof uigescheiden, 'honingdauw'. De bladluis heeft de belangrijke aminozuren er dan efficiënt uit opgenomen. Honingdauw wordt door mieren, wespen en bijen opgelikt, soms beschermen de mieren de luizen actief tegen predatoren als lieveheersbeestjes. Bladluizen kunnen zich ’s zomers snel voortplanten omdat het eistadium dan ontbreekt (levendbarend), soms 15 tot 20 generaties per jaar. De voortplanting is dan a-seksueel (parthenogenetisch) en veel soorten produceren dan ongevleugelde dochters, maar bij ongunstige omstandigheden ontstaan gevleugelde dochters, die zich gemakkelijk verspreiden. Bladluizen veroorzaken voornamelijk schade door virusoverdracht, maar ook kan de plant geel worden (chlorosis), groeistoornissen vertonen, verdrogen of zelfs afsterven (necrosis). Bovendien kan de honingdauw een voedingsbodem vormen voor schimmelgroei, die vanwege hun zwarte kleur, 'roetdauw' wordt genoemd. Zeer schadelijk zijn onder andere de groene perzikluis op aardappel (virusoverdracht), de zwarte bonenluis op bonen (verdroging) en andere groenten en de rozenluis op rozen (vergroeiingen). Lieveheersbeestjes, zweefvliegen, gaasvliegen en sluipwespen of hun larven ruimen veel bladluizen op en kunnen voor biologische bestrijding ingezet worden. Sommige planten kunnen beschermd worden door variëteiten met klierharen te kweken, of andere vormen van bladluisresistentie
Alle rechten voorbehouden
Meer info tonen

Komt voor in