Binnenshuis heb je vaak te maken met lastige lichtomstandigheden. Binnen is er al snel een stuk minder licht dan buiten en als je een lampje aanzet, is het licht vaak van een totaal andere kleurtemperatuur, of is het hard of ongelijkmatig. Toch kun je met de juiste technieken prachtige, sfeervolle foto’s maken binnenshuis. In dit artikel geven we je vijf handige tips daarvoor.
Foto: jessicavdmark - ISO 800 · ƒ/5.6 · 1/80s · 24mm
Fotograferen bij kunstlicht binnenshuis vereist wat extra aandacht, maar met de juiste technieken kun je prachtige resultaten behalen. Door goed te letten op witbalans, schaduwen, lichtbronnen en sluitertijd, en eventueel slim flitslicht toe te passen, kun je de sfeer van de ruimte behouden en toch haarscherpe, goed belichte foto’s maken.
1. Begrijp de kleurtemperatuur van je lichtbronnen
Elke lichtbron heeft een bepaalde kleurtemperatuur, uitgedrukt in Kelvin (K). Kunstlicht binnenshuis kan variëren van warm (ongeveer 2700K bij gloeilampen) tot koel (6000K bij sommige LED-lampen). Als je camera de witbalans verkeerd inschat, kan je foto een ongewenste kleurzweem krijgen, zoals een gele of blauwe tint.
Om dit te voorkomen kun je handmatig je witbalans instellen. Kies de juiste instellingen voor jouw lichtbron, of gebruik een grijskaart. Fotografeer ook in RAW. Hiermee kun je de witbalans in de nabewerking nauwkeurig aanpassen zonder kwaliteitsverlies.
Foto: asanders - ISO 100 · ƒ/5.6 · 1/50s · 180mm
2. Harde schaduwen en ongelijkmatige belichting
Kunstlicht kan harde schaduwen en ongelijkmatige belichting veroorzaken, vooral als de lichtbron van boven komt. Dit kan storend zijn in je foto’s. Om het licht wat zachter te maken kun je verschillende dingen doen. Zo kun je de lichtbron verplaatsen. Zet een lamp bijvoorbeeld iets lager of richt hem wat zijwaarts. Je kunt ook een diffuser gebruiken door bijvoorbeeld een witte lampenkap of een dun gordijn voor de lichtbron te plaatsen. Zo wordt het licht een stuk zachter. Als laatste kun je een reflectiescherm gebruiken om de belichting egaler te maken.
Foto: Olga-Schraven - ISO 100 · ƒ/9 · 1s · 32mm
3. Lichtbronnen combineren
In veel interieurs zijn meerdere lichtbronnen aanwezig en deze hebben vaak ook allemaal een andere kleurtemperatuur. Dat kan leiden tot een mix van warme en koele tinten in je foto. Probeer daarom niet te veel verschillende lichtbronnen te gebruiken. Schakel onnodige lichtbronnen uit en kies bij voorkeur één type lichtbron om een consistente kleurtemperatuur te behouden.
Kun je een verschil in kleurtemperatuur niet helemaal voorkomen? Dan kun je eventueel in Lightroom of een ander bewerkingsprogramma selectief de kleurtemperatuur in verschillende delen van de foto aanpassen. Zo kun je de verschillen toch nog (enigszins) corrigeren.
Foto: Jiscafotografie
4. Werken met weinig licht
Kunstlicht is vaak minder intens dan daglicht en binnenshuis is er vaak veel minder licht aanwezig. Daardoor wordt je foto al snel te donker. Je kunt dan je iso wat omhoog zetten en je sluitertijd omlaag. Als je je sluitertijd wat lager zet, krijg je echter wel snel te maken met bewegingsonscherpte. Om dat enigszins te voorkomen, kun je het beste gebruik maken van een statief. Heb je weinig licht en geen statief? Leun dan tegen een muur, of plaats je ellebogen op een tafel voor wat extra stabiliteit.
Foto: motionman
5. Flitsen!
Flitsen is niet altijd een goede optie, soms bereik je er niet de juiste sfeer mee. Op andere momenten kan flitsen echter een geweldige uitkomst bieden in omstandigheden met weinig licht. Het liefste gebruik je niet de ingebouwde flitser van je camera, maar een reportageflitser. Je kunt de lichtintensiteit dan beter instellen. Heb je geen externe flitser? Dan kun je ook een papiertje over je flitser binden om het licht wat diffuser te maken. Let er dan wel op dat je de flitser tussen het maken van de foto’s door goed laat afkoelen.
Foto: iwo62