Wil je alles leren over composities om je foto’s sterker te maken? Bekijk dan onze Cursus Compositie!
Compositie is het ordenen van beeldelementen volgens een vooraf bepaalde strategie. Het is een poging tot het creëren van orde in de chaos met behulp van samenhangende vlakken, lijnen en punten. Het gaat om beeldelementen in de ruimste zin. Ook opvallende kleuren, licht en donker of een lege ruimte kunnen bepalend zijn voor een compositie. Binnen een hoofdonderwerp kunnen verschillende beeldelementen meedoen, zoals de ogen en kijkrichting van een portret. De positie van al deze elementen samen is de compositie, waarvoor jij als fotograaf verantwoordelijk bent.
Met deze kennis kun je je voordeel doen als fotograaf. Toch is het geen succesformule die automatisch geslaagde foto’s oplevert. Meer algemene richtlijnen die je kunt gebruiken om het oog van de toeschouwer te leiden. Maar je kunt ze ook juist opzettelijk links laten liggen om een verrassend effect te bereiken. Of je ze nu toepast of negeert, doe het in elk geval bewust!
Staand, liggend of vierkant
De eerste beslissing die je als fotograaf moet nemen, is of je een staande of liggende foto maakt. Meestal is bij landschappen liggend favoriet en staand bij portretten. Kijk bij welk formaat je onderwerp het beste tot zijn recht komt. Zo kan een landschap met een verticaal element (zoals een kerktoren of een steile klif) extra impact krijgen door een staand formaat. Kies dus niet automatisch voor het traditionele formaat, maar probeer de verschillende opties uit.
Een gezicht past beter in een staande beelduitsnede. Maar ook met de camera horizontaal kun je uitstekend portretfoto’s maken. Vooral omdat het niet verplicht is om iemand van kruin tot kin af te beelden. Er zijn portretfotografen die bijna steevast kiezen voor een liggend formaat. Het geeft ze ruimte om te spelen met de compositie en meer van de achtergrond te laten zien. Ga je toch voor de portretstand, dan zul je al snel merken dat de standaardverhouding 3:2 doorgaans een te ‘hoog’ beeld oplevert. Het beeld bijsnijden tot circa 4:3 doet het bij verticale opnamen vaak veel beter.
Een vierkant formaat straalt rust en evenwicht uit. Juist omdat we langwerpige beelden gewend zijn, is het heel verfrissend om eens met een vierkant kader te werken. Het is een goede compositietraining voor je oog. Wil je vorm op de meest pure manier beleven, werk dan eens in zwart-wit. Normaliter vereist dat een mentale vertaalslag. Je moet kleuren in gedachten omzetten naar de bijbehorende grijswaarden, wat niet gemakkelijk is. Camera’s met live view kunnen het beeld al voor de opname in grijstinten weergeven: superhandig!
Bepaal je eigen scherpstelpunt
De meeste fotografen gebruiken alleen het middelste scherpstelpunt van de automatische scherpstelling van hun camera of ze laten de keus over aan de automaat. Met een beetje oefening kun je ook bewust decentrale scherpstel-punten activeren. Dit helpt bij composities waarbij het onderwerp niet pal in het midden staat. Sla er de handleiding van je camera eens op na en daag jezelf uit om zo snel mogelijk te leren wisselen van scherpstelpunt, zodat je adequaat kunt reageren op de actie. Dit is vooral bij dierenfotografie een essentiële vaardigheid.Regel van derden
Een foto waarop het onderwerp in het midden staat, is meestal niet zo spannend. Daarom zijn er verschillende compositieregels, waarvan een van de meest gebruikte de regel van derden is. Daarmee deel je een foto op in negen gelijke vlakken (als in boter, kaas en eieren) door denkbeeldige lijnen op het vlak te trekken. De gedachte daarachter is dat wanneer de belangrijke beeldelementen zich op één van deze lijnen bevinden het beeld sterker en dynamischer wordt. En als een beeldelement zich op een kruispunt van deze lijnen bevindt, geldt dit nog sterker. Onze blik vindt gemakkelijker rust op één van deze snijpunten dan ergens anders. Met de regel van derden stuur je dus de blik van de kijker naar het voor jou belangrijke beeldelement. De betere camera’s kunnen een voorbeeld-raster op de liveview van je camera projecteren om je hierbij te helpen. Als je bij een portret kiest voor een compositie volgens de regel van derden, dan komen de ogen op de bovenste lijnen of kruispunten. Zo kan er wat meer ruimte ontstaat naast het model, de zogeheten kijkruimte. Je moet er dan wel voor zorgen dat deze kijkruimte aan de juiste zijde ligt, de kant die het model opkijkt. Weinig kijkruimte levert een minder prettig beeld op. Als je een foto wilt maken van een landschap volgens de regel van derden, moet je kiezen. Je plaatst de horizon in de buurt van een van de twee lijnen. De beste keuze is afhankelijk van de situatie. Bij een interessante voorgrond ligt de horizon op de bovenste lijn voor de hand. Bij een azuurblauwe hemel met oud-Hollandse wolken valt de keuze eerder op de onderste lijn.
De gulden snede
De gulden snede (of gouden ratio) bestaat ruim tweeduizend jaar en heeft een sterk wiskundige achtergrond. Je komt hem ook tegen in de natuur, zoals in de verhouding van de delen van een slakkenhuis of de verschillende vingerkootjes. In de Renaissance ontstond het besef dat de gulden snede in een schilderij of tekening als esthetisch werd ervaren. Kunstenaars als Leonardo da Vinci pasten de regel toe in hun werk. Deze vuistregel lijkt sterk op de regel van derden en wordt daar vaak mee verward. Ook hier delen twee horizontale en verticale lijnen een vlak in negenen. Het verschil is dat niet alle vlakken even groot zijn: de lijnen zitten ten opzichte van de regel van derden meer in het midden van het beeld. Ook hierbij geldt dat beeldelementen op de lijnen of kruispunten een beeld spannender maken. Het getal 1,6 wordt wel de gouden ratio genoemd. Wil je zelf berekenen waar de lijnen van de gulden snede komen? Neem de horizontale maat van de foto en deel die door 1,6. Als resultaat krijg je de afstand tussen de linkerzijde van de foto en de rechterlijn. Met dezelfde afstand vanaf de rechterzijde kun je nu de linkerlijn trekken. Neem de verticale maat van de foto en deel die door 1,6. Met het resultaat van deze deling kun je nu de twee horizontale lijnen trekken.
Diagonaalmethode
De diagonaalmethode is een ontdekking van de Nederlandse fotograaf Edwin Westhoff. Hij onderzocht beelden waarvan de compositie als goed wordt beoordeeld. Hij ontdekte dat bij veel sterke beelden de regel van derden vaak nét niet opging. Belangrijke beeldelementen bevonden zich net niet op één van de lijnen of kruispunten. Min of meer per toeval ontdekte hij dat de belangrijke elementen zich vaak wél bevonden op lijnen en kruispunten als je de lijnen diagonaal trekt. En dan niet zomaar diagonaal, maar onder een hoek van 45 graden vanuit de beeldhoeken. Ook hier worden vier denkbeeldige lijnen over het beeld getrokken, maar dan diagonaal. Het beeld oogt prettiger als elementen over de diagonalen of op een snijpunt tussen twee lijnen van het beeld lopen. Bovendien worden details sneller opgemerkt door de kijker als je deze op zulke strategische posities plaatst.
Het oog van de kijker volgt een bepaalde weg over het beeld: langs de diagonalen. Als maker van het beeld kun je hier rekening mee houden. Een vierkante foto heeft twee diagonalen: van linksboven naar rechtsonder en van rechtsboven naar linksonder, onder een hoek van 45 graden. Maar de meest gangbare foto is een liggende rechthoek. Waar bevinden zich dan de diagonalen? In een liggende rechthoek kun je twee vierkanten tekenen, één aan de linkerkant en één aan de rechterkant. Bij een staand beeld bevinden de vierkanten zich aan de boven- en de onderzijde. In deze vierkanten trek je de diagonalen: vier in totaal. Nu heb je de lijnen die volgens de diagonaalmethode de aandacht trekken.
Centrale compositie
Bij de besproken vuistregels komt één plek nooit op een lijn: het midden van de foto. De enige uitzondering is de diagonaalmethode wanneer je die toepast op een vierkante foto. Maakt dat het midden van de foto tot verboden plek? Vaak is een centrale plaatsing inderdaad statisch of saai vanwege het gebrek aan spanning. Maar een centrale compositie is niet per definitie fout. Denk aan een macro-opname van een spin waarbij zijn acht poten denkbeeldige lijnen naar een centrum vormen. Bij zo’n opname werkt een centrale compositie juist heel goed. Een bijzondere vorm van een centrale compositie is symmetrie. Neem de perfecte weerspiegeling in gedachten, waarbij origineel en weerspiegeling zo goed als identiek zijn. Zo’n foto wint aan kracht wanneer je slim gebruik maakt van een centrale compositie.
Tijdens of achteraf
Met een digitale spiegelreflex kun je snel fotograferen, maar dat wil niet zeggen dat het ook snel móet! Neem je tijd als het kan. Natuurlijk kun je altijd achteraf een krappere uitsnede kiezen, maar de onderlinge rangschikking van de beeldelementen ligt in principe vast zodra je de ontspanknop indrukt. Even iets door je knieën gaan, een tikje naar links of naar rechts… zo kun je bijvoorbeeld heel precies bepalen hoe voor- en achtergrond op elkaar aansluiten. Schoonheidsfoutjes tijdens de opname zijn naderhand op de computer vaak niet meer recht te breien. De compositie bepaal je dus bij voorkeur meteen bij de opname; het bijschaven van de kadering kan wél achteraf.
Lijnen
Door lijnen op te nemen, kun je het oog van de kijker door het beeld leiden. Het is de kunst om hiervoor bestaande beeldelementen te gebruiken. Wegen, rivieren, bergruggen, houtwallen en stapelwolken kunnen op een natuurlijke manier de aandacht geleidelijk op het eigenlijke onderwerp van je foto vestigen.
Er zijn verschillende soorten lijnen, die elk hun eigen effecten hebben op je foto’s. Zo versterken convergerende lijnen (twee of meer lijnen uit verschillende gedeelten van je foto die op één punt bij elkaar komen) het ruimtelijk effect. Ze verlenen een beeld diepte. Denk aan spoorrails die langzaam naar de horizon lopen, om daar met elkaar te versmelten. Of de schorslijnen van een grillige eikenbast, die je leiden naar de nestholte met spechtenkuikens. Diagonale lijnen versterken het gevoel van dynamiek, doordat ze vaak visueel interessanter overkomen dan eenvoudige horizontale en verticale lijnen. Diagonalen zijn bovendien vaak effectiever als ze niet precies uit de hoeken van het beeldveld komen, maar van ergens onder in beeld. Hoe meer dynamiek je in een foto weet te brengen, hoe aantrekkelijker deze wordt.
Hulplijntjes
Sommige bewerkingsprogramma’s hebben hulpmiddelen om te controleren of een foto aan een van de vuistregels voldoet. Zo kun je in Photoshop een gridlijn plaatsen op basis van de regel van derden. Binnen Lightroom heb je nog meer mogelijkheden. Je kunt een foto bijsnijden volgens verschillende regels. Met de letter O tover je een raster tevoorschijn. Je kunt kiezen uit de regel van derden, de diagonaalmethode, de driehoekmethode, de gulden snede en de gulden spiraal. Bij enkele van deze hulpmiddelen kun je met toetscombinatie Shift-O de richting omdraaien.
Symmetrie
We spreken van symmetrie als twee helften van een object in een bepaald opzicht elkaars spiegelbeeld zijn. Zo hangt de schoonheid van een menselijk gezicht onder meer af van de symmetrie ervan. Symmetrie geeft een rustige aanblik en brengt balans in het beeld. Een handige methode om symmetrie in je foto’s te verwerken, is het toepassen van denkbeeldige vormen. Het meeste effect hebben vormen als cirkels, driehoeken en vierkanten. Door belangrijke elementen in een landschap zo te fotograferen dat ze door een denkbeeldige driehoek, cirkel of vierkant worden verbonden, ontstaat een symmetrische balans die we als prettig en vertrouwd ervaren.
Kader
Bij inkaderen vestig je de aandacht op je hoofdonderwerp door de rest van het beeld als een soort kader of fotolijst te gebruiken. Iedereen kent het fenomeen van de overhangende boomtak aan de bovenkant van een landschapsfoto, waardoor het pittoreske kasteel in de verte wel van de foto af lijkt te spatten.
De truc is zo oud als de weg naar Rome, maar werkt nog steeds feilloos. Niet voor niets wordt deze techniek al eeuwenlang toegepast in bijvoorbeeld de landschapsschilderkunst. In principe werken kaders net als lijnen en symmetrische vormen: ze leggen nadrukkelijk de focus op het hoofdonderwerp.
Tips uit de praktijk
01 Bij portretfotografie werkt het meestal het beste om wat lege ruimte (kijkruimte) te laten in de richting waarin het model kijkt.
02 Diagonale lijnen verlenen dynamiek aan je foto. Voor de horizon geldt dit echter in 99 procent van de gevallen niet. De horizon moet perfect recht zijn voor een geslaagde foto.
03 De beste composities zijn vaak de eenvoudigste. Probeer daarom niet te veel onderwerpen tegelijk in beeld te brengen. Focus je op één onderwerp.
04 Beschouw je foto-onderwerpen als vormen op een schilderij en niet als mensen, landschappen of karakters. Door in vormen te denken, verbeter je vaak automatisch je compositie.
Leidraad, geen keurslijf
De eerdergenoemde compositieregels hebben allemaal een wiskundige achtergrond. Ze vloeien voort uit de wijze waarop de meeste mensen hun omgeving zien en beoordelen. Je kunt ze gebruiken als startpunt voor creatieve fotografie. Maar pas ze zeker niet zo rigide toe dat ze dat creatieve proces beperken of zelfs blokkeren! Fotografie is vooral een gevoelskwestie en daarom is de gouden regel eigenlijk de belangrijkste: experimenteer je suf. Pas lijnen, symmetrie, de regel van derden en kaders toe, maar gebruik ze met mate. Combineer verschillende regels, bedenk varianten of draai de principes voor de verandering eens om.
Neem als het even kan altijd eerst enkele foto’s volgens de compositieregels als je een interessant onderwerp ziet. Of het nu gaat om een mooi herfstblad op de mosvloer van het bos of om een leeuw op safari. Dat verlost je van de druk om het beeld ‘vastgelegd’ te moeten hebben. Nu kun je je ontspannen en je fantasie de vrije loop laten. Stel jezelf vragen. Zoals: wat als ik even door m’n knieën zak voor een lager standpunt? Wat als ik een macro-opname maak, m’n groothoek-lens pak, het onderwerp inflits, zij- of tegenlicht gebruik, speel met het diafragma, of het beeld zo inkader dat het helemaal uit het lood staat? The sky is the limit: dat is het leuke van fotografie. Leef je dus uit!