Beweging in je foto voor beginners

27 februari 2023 10:06
redactiezoomnl

Meestal wil je alles scherp hebben op een foto. In dit artikel zoeken we het tegenovergestelde effect. We gaan op zoek naar een dynamisch beeld en onscherpte, we gaan beweging fotograferen!

Een van de drie belangrijkste instrumenten om het licht te regelen in je camera is de sluiter. De andere twee zijn het diafragma en de iso-gevoeligheid, maar die laten we in dit artikel buiten beschouwing. Het woord sluiter dekt de lading, de sensor wordt afgesloten van licht van buiten de camera. De sluiter kan langer of korter open. En daarmee komt een belangrijk creatieve mogelijkheid om de hoek kijken: de bewegingsonscherpte. Juist die onscherpte zorgt voor leuke foto’s. Stel je een wielerwedstrijd voor. Als al je foto’s helemaal scherp zijn, lijken de fietsers allemaal stil te staan, er zit geen beweging in. Door een beetje onscherpte mee te geven met een lange sluitertijd, krijg je een dynamische foto. Veel leuker om naar te kijken en om mee te oefenen.

RenevD

Zelf kiezen

Wie op de automatische of P (programma) stand van de camera werkt, heeft niets te kiezen. De lichtmeter van de camera bepaalt zowel de sluitertijd als het diafragma. Je hebt geen inspraak. De camera zal proberen boven grofweg 1/60 seconde uit te komen. Zo voorkomt hij ongewenste bewegingsonscherpte. Maar soms is bewegingsonscherpte juist wat je zoekt.

Om te spelen met de sluitertijd zul je toch van de automatische of P-stand af moeten. De S- of Tv-stand biedt de mogelijkheid om zelf je sluitertijd te kiezen. In deze stand zet je zelf de gewenste sluitertijd vast. De camera wijkt daar niet meer vanaf. Hij kiest daarbij dan het diafragma dat zorgt voor een juiste belichting.

Uiteraard zitten hier grenzen aan. Je kunt ’s nachts in een weiland wel een sluitertijd van 1/1000 seconde willen, maar in het donker kan het diafragma niet voldoende open om dit voor elkaar te krijgen. Op een zonnige dag buiten met 2 seconde sluitertijd werkt het precies omgekeerd. Door het vele licht kan het diafragma niet voldoende dicht. De camera geeft deze beperking aan door een knipperend diafragmagetal. Let hier altijd op en pas je sluitertijd aan totdat het diafragma niet meer knippert.

ronaldkoster

Uit de hand

De grens voor het uit de hand nemen van een foto’s is 1/60 seconde. Dit getal is nogal kort door de bocht. Eigenlijk is de formule 1/brandpunt. Bij een groothoek objectief van 24 mm kun je dus 1/24 aanhouden. Bij een teleobjectief van 200 mm is dat 1/200. Met groothoek kun je dus langer uit de hand werken dan met tele. Als je een gemiddelde neemt, kom je uit op ongeveer 1/60 seconde. Alle sluitertijden langer dan 1/60 geven grotere kans op beweging, sluitertijden die korter zijn zorgen voor meer bevriezing. Tegenwoordig zijn er een heleboel objectieven die de mogelijkheden nog verlengen. Met diverse gestabiliseerde VR-objectieven kun je twee tot vier stops langer uit de hand werken. Een stop betekent een stap langer of korter belichten.

In de praktijk betekent dit dat je met bijvoorbeeld met een teleobjectief van 200 mm VR gemakkelijk met 1/60 kunt fotograferen. Uiteraard zijn hier nog andere omstandigheden die een rol spelen, zoals je eigen beweging.

Preset

De preset-standen op je camera variëren ook met de sluitertijd. De preset-standen zijn te herkennen aan symbooltjes als een poppetje (portret), een bergje (landschap) en een rennend mannetje (sport). In de sportstand kiest de camera een kortere sluitertijd dan in de P-stand. In plaats van 1/60 zal de camera nu proberen 1/250 te pakken bijvoorbeeld. Het nadeel van dergelijke preset-standen is, dat ze maar mondjesmaat de sluitertijd veranderen. Als je de camera op S of Tv zet, kun je, door simpel bijstellen van de sluitertijd, veel extremere waarden kiezen dan in de preset-stand sport. Bovendien leer je door te werken met de preset-standen niet zelf nadenken over de mogelijkheden van de sluiter. In de standen S of Tv denk je veel meer na over je keuze, waardoor het werken met sluitertijden makkelijker tot je doordringt en je het ook echt gaat begrijpen.

Onderwerp

Welke sluitertijd moet ik nu kiezen voor beweging in mijn onderwerp? Die vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Het hangt vooral af van de snelheid van je onderwerp. Bij een auto op de snelweg zie je veel sneller beweging op je foto dan bij een schildpad, logisch. In de voorbeeldfoto’s zie je dat met 1/250 seconde al beweging te zien is en dat bij 1/4 een langsrijdende auto alleen nog maar uit strepen bestaat. Bij een wandelaar zul je veel langer moeten belichten om beweging te krijgen. Ook je perspectief ten opzichte van je onderwerp speelt mee in de mate van beweging. Komt een onderwerp naar je toe, dan zie je veel minder snel beweging dan als je haaks op je onderwerp gaat staan. Fotografeer eens op een brug boven de snelweg en vergelijk dat met foto’s gemaakt op een rotonde.

Meetrekken

Een variant op beweging in het onderwerp maken is het meetrekken. Hiervoor gebruik je een sluitertijd van bijvoorbeeld 1/15. De truc is nu om niet je camera stil te houden, maar om te proberen je onderwerp stil in het beeld te houden. Dit doe je door mee te trekken met je onderwerp. Als je het goed doet, blijft je onderwerp min of meer scherp, terwijl de achtergrond strepen gaat vertonen door de beweging van je camera.

Erickatja

Strepen

Een van de leukste manieren om met een lange sluitertijd te spelen, is zoomen tijdens de opname. Dit is een variant op meetrekken, alleen draai je dan je objectief in plaats van zijwaarts bewegen. Dit werkt bij sluitertijden vanaf pakweg een seconde. Zodra de sluiter opengaat, draai je aan je zoomring. Hierdoor ontstaan strepen naar het midden toe. Het maakt niet uit of je in- of uitzoomt, allebei heeft zijn eigen effect. Bij beide methodes is het wel belangrijk dat je iets met structuur op de achtergrond hebt. Een egale lucht zal geen effect geven.

gabrynl

Hulpmiddelen

Op het moment dat je je onderwerp laat bewegen, heb je al snel hulpmiddelen nodig. Het bekendste hulpmiddel is uiteraard je statief. Hiermee voorkom je dat alles in je foto gaat bewegen. Je wilt immers alles scherp houden, behalve je onderwerp. Bespaar niet op een statief, je hebt er niets aan als hij bij windkracht 2 al wegwaait. Aan de andere kant is een zwaar statief ook niet handig vervoeren, vooral als je gaat wandelen. Een mooie tussenweg is een statief met carbonfiber. Die zijn licht en steady, helaas ook wat duurder.

Het statief zorgt ervoor dat alles scherp blijft. Naast een statief is het erg handig om een draadontspanner aan te schaffen. Hiermee voorkom je beweging door je vinger als je op de ontspanknop drukt. Je kunt in plaats van een draadontspanner ook je camera op de zelfontspanner zetten. Hierdoor wordt de foto pas een paar seconden gemaakt nadat je zelf op de knop hebt gedrukt, wat beweging tegengaat. Op de meeste camera’s kun je de zelfontspanner op een korte tijd zetten, bijvoorbeeld 2 of 5 seconden. Dit is genoeg en voorkomt ellenlang wachten.

Lightpainten

Een leuk experiment met lange sluitertijd is het lightpainten. Ook leuk voor feestjes. Benodigdheden: statief, camera, donkere omgeving en zaklamp. Deze truc werkt niet overdag, maar werkt bijvoorbeeld wel goed ’s avonds na zonsondergang in de achtertuin. Stel je sluitertijd in op meerdere seconden. Afhankelijk van je omgevingslicht zul je moeten spelen met iso en diafragma om op bijvoorbeeld 15 seconden uit te komen. Zet de camera op zelfontspanner en ga zelf in beeld staan, het liefst op een paar meter afstand van de camera. Als de sluiter open gaat kun je beginnen; zet de zaklamp aan en richt hem op de camera. Schrijf nu in spiegelbeeld je eigen naam of teken een willekeurig object. Als de sluiter weer dicht is, kun je het resultaat gaan bekijken. Je ziet de zaklamp als lichtstreep terug in je beeld. Pas op dat je het diafragma niet te ver dichtdraait, de zaklamp moet wel te zien zijn op de sensor. Het is even experimenteren om de combinatie goed te krijgen. Ook leuk: een lijn om een persoon, boom of auto heen trekken.

QuirienM