Fotografische niches: probeer eens iets anders dit jaar!

6 februari 2023 07:41
redactiezoomnl

Als je al wat langer meeloopt in de fotografie en je jezelf nog niet helemaal hebt vastgelegd op een bepaalde specialisatie, bekruipt je misschien soms het gevoel dat je iets anders wilt. Misschien vraag je je wel eens af: ‘Is dit alles?’ Of misschien wil je wel weer eens een nieuwe richting inslaan. Voor dat gevoel dat je had toen alles nog nieuw was in de fotografie. Experimenteren.

Infraroodfotografie

Een variant op de normale fotografie die al heel lang bestaat, is de infraroodfotografie. Op zich lijkt dit niet een bijzonder afwijkende variant omdat je – net als bij een normale foto – licht registreert. Het grote verschil tussen ‘normale’ fotografie en infraroodfotografie is dat je in het eerste geval het normale, zichtbare licht fotografeert en bij infraroodfotografie een deel van het licht dat het menselijk oog niet registreert. Je fotografeert dus iets anders dan je zelf ziet. En dat is bijzonder.

Het vastleggen van infrarood licht kan met een speciaal filmrolletje in een analoge camera, met een normale digitale camera in combinatie met een filter, of met een aangepaste digitale camera. Waarom zou je iets fotograferen wat je niet kunt zien? En wat maakt een infraroodfoto zo anders dan een normale foto? Om dergelijke vragen te beantwoorden, moet je eerst een infraroodfoto bekijken. Zulke foto’s hebben iets bijzonders, iets ‘magisch’ en soms zelfs surrealistisch.

Er zijn bepaalde materialen die meer (of minder) infraroodlicht weerkaatsen dan andere. Net als bij de normale fotografie geldt: hoe meer licht er wordt weerkaatst, hoe lichter iets wordt. Met name bij bladgroen en luchten zie je de verschillen. Bladgroen weerkaatst veel infrarood licht en wordt daardoor lichter (tot bijna wit). De luchten daarentegen worden vaak dreigend donker. Ja, het is een kwestie van smaak, maar een goede infraroodfoto valt bij veel mensen in de smaak. Toch worden er maar weinig infraroodfoto’s gemaakt.

Wat is infrarood licht?

Het licht dat het menselijk oog kan waarnemen, ¬noemen we het zichtbare licht. Dit op een regenboog lijkende spectrum gaat van violet naar rood met een golflengte van 380 tot 780 nanometer (nm). Alles wat buiten deze golflengtes valt, kunnen wij niet waarnemen. Voorbij het punt van 780 nm begint het gebied dat ‘nabij infrarood’ wordt genoemd. Dit is het gebied waar de infraroodfotografie zich afspeelt. Vanaf 1000 nm vinden we het infraroodgebied dat we kennen van de warmtebeelden (bijvoorbeeld camera’s die laten zien waar een woning warmte lekt). Dit gebied is niet relevant voor deze vorm van fotografie.

Hoe maak je infraroodfoto’s?

Er zijn drie manieren om infraroodfoto’s te maken. De eerste is met een analoge camera en een speciaal filmrolletje. Zulke films zijn echter dermate slecht verkrijgbaar en deze variant wordt zo weinig beoefend dat we er nu niet verder over uitweiden.

De tweede mogelijkheid is met een reguliere digitale camera in combinatie met een voorzetfilter: een filter dat licht tot een bepaalde golflengte tegenhoudt en alleen de langere golflengtes doorlaat. Bijvoorbeeld een filter dat licht tot 695 nm blokkeert en de rest doorlaat. Dit betekent dat een klein deel van het zichtbare licht op de sensor valt, tot en met het infrarode licht. Zo zijn er ook filters die helemaal geen zichtbaar licht doorlaten en alleen infrarood licht. De resultaten variëren dan ook per type filter.

Mensen kunnen infraroodlicht niet zien, maar camera’s wel. Ontwerpers van camera’s zijn hier echter niet blij mee, omdat infrarood licht hinderlijk kan zijn. Daarom doen ze hun best om alleen het zichtbare licht op de sensor te laten vallen, en de rest te blokkeren met een filter in de camera. De ene fabrikant slaagt daar beter in dan de andere. Dit betekent dat de ene camera meer gevoelig is voor infrarood licht dan de andere. Als je een infraroodfilter monteert op zo’n camera die niet gevoelig is voor infrarood, dan is het resultaat dat er geen licht op de sensor valt: een zwart beeld. Met andere woorden: het succes van een voorzetfilter is afhankelijk van de camera. Je kunt de gevoeligheid van jouw camera testen door op een afstandsbediening van een tv een knop in te drukken en dan het lampje aan de voorzijde te fotograferen.

Als je zo’n voorzetfilter gebruikt, werk je met zeer lange belichtingstijden. Bovendien kun je niets meer zien door de zoeker van de camera. Dit betekent dat je alles moet instellen voordat je het filter plaatst. Je bepaalt vooraf je compositie en zet na het scherpstellen de autofocus uit. Ook de belichtingsmeter werkt niet meer, dus je moet zelf de belichting bepalen. Dit kan het beste in de manuele stand van de camera (als de sluitertijd langer wordt dan de maximale belichtingstijd in deze stand, dan moet je de B/Bulb-stand gebruiken). Er zijn geen vuistregels voor de belichting, dus deze zul je proefondervindelijk, op basis van testfoto’s, moeten vaststellen. Houd de iso-waarde zo laag als mogelijk en neem een niet al te klein diafragma (bijvoorbeeld F 8).

Het scherpstellen kan bij een digitale spiegelreflex nogal een ‘dingetje’ zijn. Het is namelijk zo dat de scherpstelafstand bij infrarood afwijkt van die bij gewoon daglicht. De grootte van die afwijking is afhankelijk van de brandpuntsafstand. Op sommige objectieven wordt deze afwijking weergegeven met een aanduiding in rode letters. Het scherptepunt ligt daarbij verder naar achteren. Uiteraard gelden nog wel dezelfde regels met betrekking tot de scherptediepte, dus gebruik bij voorkeur een kleiner diafragma om problemen met scherpte te voorkomen en maak daarnaast meerdere opnames met verschillende instelafstanden. Als jouw camera het aankan, kun je ook met een filter ervoor scherpstellen op het live-view-beeld. Je hebt dan geen last van deze afwijking.

De derde optie is een (oude) digitale camera specifiek laten aanpassen zodat deze infraroodopnames kan maken. Je kunt hierbij kiezen voor de golflengte vanaf waar het licht wordt doorgelaten. Een alternatief is om de camera aan te passen zodat dat alle golflengtes doorgelaten worden. Vervolgens kun je met een voorzetfilter op de lens zelf bepalen welke golflengtes wel of niet in de opname meedoen. Het ombouwen van een camera kost ergens tussen de 175 en 500 euro, afhankelijk van onder andere de grootte van de sensor. Bij de duurdere ombouwers wordt ook de autofocus van de camera aangepast. Met zo’n aangepaste camera kun je dan gewoon uit de hand fotograferen, met normale sluitertijden én met autofocus.

Pinhole

Pinhole is een techniek die gebruikmaakt van het fenomeen camera obscura (Latijn voor ‘donkere kamer’). De camera obscura werd al in de tijd van Aristoteles gebruikt. Het fenomeen ontstaat als er in een geheel donkere ruimte een klein gaatje is waardoor licht van buiten naar binnen valt. Het resultaat is dat de buitenwereld wordt geprojecteerd op de tegenoverliggende wand, ondersteboven en links/rechts gespiegeld.

Pinholefotografie is gebaseerd op dit principe. Opnames met een pinholecamera zijn foto’s die nét niet scherp zijn en flinke vignettering vertonen. Vaak zijn het dromerige beelden die lijken alsof ze jaren geleden gemaakt zijn. Doordat je nauwelijks gebruik kunt maken van de handige functies van een moderne camera, zoals de belichtingsmeter en de zoeker, weet je niet wat je precies fotografeert. Het resultaat levert dus altijd een verrassing op. Dat is een van de charmes van pinhole.

In plaats van door een lens fotografeer je door een klein gaatje. Dit kleine gaatje kun je zelf maken met behulp van een cameradop of bodydop: de dop die de camerabody afsluit als daar geen lens op gemonteerd is. Als je een piepklein gaatje in zo’n dop maakt, heb je een pinholecamera. Het gaatje moet zo klein en zo perfect mogelijk zijn, rond de 0,3 millimeter. Dit lukt het best door eerst een gat precies in het midden van de cameradop te boren. Dit gat is veel te groot, maar dit dek je aan de achterzijde af met bijvoorbeeld een stukje aluminiumfolie waarin je met een superdunne speld een gaatje hebt gemaakt. Een goed alternatief is een zo dun mogelijk stukje metaal (blik of nog dunner), waar je met een speld een deukje in drukt om dit vervolgens met heel fijn schuurpapier open te schuren. De kunst is om een heel klein gaatje te maken in zo dun mogelijk folie en dit gaatje zo perfect rond als mogelijk is te maken. Plak de voorzijde van de cameradop af met een hersluitbaar stukje tape. Dan is alleen tijdens de opname het gaatje open.

Heb je dat hobbyprojectje afgerond, dan is het een kwestie van de camera op statief zetten, een draadontspanner gebruiken, de camera op de B(ulb)-stand zetten en een zo laag mogelijke iso-waarde gebruiken. De belichtingstijd moet je proefondervindelijk vaststellen. Is je testbeeld te donker? Verdubbel steeds je belichtingstijd totdat je een goed belichte testopname hebt. Dit kan vele minuten zijn!

Hierna is het experimenteren. Probeer situaties uit en kijk wat een pinhole in zulke situaties doet. Is je beeld té onscherp? Probeer dan een beter gaatje te maken. Op internet zijn veel handleidingen te vinden met goede ideeën.

High-speed-fotografie

Een andere fotografische niche die interessant kan zijn, is de wereld van de high-speed-fotografie. Hierbij fotografeer je onderwerpen die zó snel bewegen dat ze op een andere manier niet of nauwelijks vast te leggen zijn. Als je deze kunst onder de knie hebt, kun je unieke beelden maken.

De truc van high-speed-fotografie is dat de beweging van het onderwerp niet wordt bevroren door een korte sluitertijd, maar door een flitser. De meeste camera’s hebben een kortste sluitertijd van 1/4000 of 1/8000 seconde. Dat kan korter, en wel met een flitser. Stel je voor: je stelt je camera zo in dat je met een sluitertijd van een halve seconde nog een donkere foto krijgt. Binnenshuis lukt dit al gauw met een lage iso-waarde en een heel klein diafragma. Flits vervolgens binnen deze halve seconde. De flitser verlicht het onderwerp, en de ‘effectieve sluitertijd’ is dan gelijk aan de duur van de flits. Bij een krachtige, gangbare flitser die op laag vermogen is ingesteld, kan dit een ‘sluitertijd’ van 1/50.000 seconde opleveren. Er zijn gespecialiseerde flitsers die nog veel kortere tijden mogelijk maken.

Als je een reportageflitser hebt die je handmatig kunt instellen, kun je dit zelf testen. Zorg voor een redelijk donkere omgeving. Zet de camera op manuele belichting. Stel de iso-waarde zo laag mogelijk in en neem een klein diafragma (hoge diafragmawaarde). Bepaal vervolgens met testopnames de langste sluitertijd waarmee je nog een zwart beeld krijgt. Met zo’n korte sluitertijd zou je normaal gesproken niet uit de hand kunnen fotograferen. Zet daarna de flitser aan, in een lage stand (lage stand = korte flitsduur). Maak dan een foto waarbij je de camera op en neer beweegt. Je zult verbaasd zijn over wat een flits kan doen.

Het grootste probleem bij high-speed-fotografie is meestal niet het bevriezen van de beweging maar de timing. Hoe zorg je ervoor dat je op het juiste moment afdrukt…? Je kunt natuurlijk heel veel oefenen. Bij bijvoorbeeld een druppelende kraan die met enige regelmaat druppels laat vallen, kun je met enig oefenen best een foto maken op het juiste moment. Maar helaas kun je niet altijd veel oefenen met een repeterende beweging. Daarom worden meestal technische hulpmiddelen gebruikt om het juiste moment te pakken te krijgen. Dit kunnen apparaatjes zijn die de camera en/of flitser aansturen op basis van een bewegend object, een geluid, een trilling of bijvoorbeeld een andere lichtbron. Een eenvoudige oplossing die redelijk goedkoop was, was de Triggertrap Mobile. Helaas is Triggertrap in 2017 failliet gegaan, maar de kabeltjes zijn nog steeds te koop en de app is nog steeds te downloaden. Wat duurder zijn de specifieke complete trigger-oplossingen zoals Miops, Hähnel Captur of Cognisys. Dit zijn niet de goedkoopste accessoires, maar ze zijn wel zeer veelzijdig en eenvoudig in het gebruik. Ben je nogal handig en heb je een beperkt budget, kijk dan eens naar oplossingen die je zelf kunt bouwen, bijvoorbeeld met spullen van het merk Arduino.

Lomography

Ondanks dat er wereldwijd een redelijk groot aantal mensen bezig is met Lomography (ook wel ‘lomografie’ genoemd in deze contreien), kun je toch nog van een niche spreken. Hoeveel Lomografen ken jij…?

Lomography is een techniek waarbij met analoge camera’s op een hele nonchalante en onbevangen manier wordt gefotografeerd. Er wordt nogal wat aan het toeval overgelaten en er wordt behoorlijk veel bij geëxperimenteerd. Zo worden films dubbel belicht of in de verkeerde vloeistoffen ontwikkeld, en worden camera’s gebruikt die verre van perfect zijn en daardoor nogal wat licht lekken.

Veel fotografen zitten gevangen in het stramien van de volmaakte compositie, de scherpste foto, de perfecte lenzen, de optimale nabewerking en de hoogste resolutie en het grootste dynamisch bereik. Voor deze fotografen zou het een verademing kunnen zijn om zich eens over te geven aan de imperfecte ongelukjes, nonchalance en creatieve experimenten van de analoge Lomography. Voor veel minder geld dan de goedkoopste dslr koop je een analoge camera en een paar rolletjes. Laten ontwikkelen is ook geen enkel probleem: er zijn nog meer dan genoeg bedrijven te vinden die dit voor je doen. Wil jij zien of Lomography iets voor jou is? Check dan www.lomography.nl. Hier vind je ook de tien gouden regels van Lomography:

  • Neem je camera overal mee naartoe.
  • Gebruik je camera dag en nacht.
  • Lomography is geen belemmering in je leven, maar een onderdeel van je leven.
  • Schiet vanuit de heup.
  • Kom zo dichtbij mogelijk.
  • Don’t think. (William Firebrace)
  • Wees snel.
  • Je hoeft van tevoren niet te weten wat je hebt vastgelegd.
  • Na afloop ook niet.
  • Maak je geen zorgen om de regels.

Tot slot

Heb je na het lezen van dit artikel nog steeds geen niche gevonden die bij jou past? Denk dan eens aan:

•Luchtfotografie (drone, vliegtuig, fotomast etc.).

•Extreem lange belichtingstijden overdag (combineer meerdere grijsfilters voor extreem lange tijden).

•Wet-plate-fotografie: helemaal terug naar de oertijd van de fotografie.

•Miniatuurlandschapjes: maak je eigen miniaturen en fotografeer die zo dat ze op een echt landschap lijken.

Kortom: aan mogelijkheden geen gebrek. Er is nog zó veel te doen!