Terwijl bij andere camerafabrikanten de spiegelreflex een aflopend verhaal lijkt, houdt Pentax onverstoorbaar vast aan de ingeslagen koers. Dat heeft ook een praktische reden. Als relatief klein merk is het bijna ondoenlijk om je in te vechten op een overbezette markt. Zeker als je naast een aps-c- ook een fullframe- en (voor zolang het duurt?) een middenformaatlijn in de lucht moet houden. Pentax experimenteerde trouwens al met systeemcamera’s toen de grote spelers daar nog niets van wilden weten.
Pentax is niet de eerste die een digitale ‘zwart-witcamera’ op de markt brengt. Leica heeft naast een Monochrom-uitvoering van de Q2 edelcompact ook de meetzoekercamera M11 Monochrom in het assortiment. Beide camera’s hebben een hi-res-fullframe-sensor, maar zijn twee- tot viermaal zo duur als de Pentax. Daarnaast zijn er de peperdure middenformaatcamera’s van het Deense Phase One.
Meerprijs
Met een adviesprijs van 2.500 euro gaat de K-3 Mark III Monochrome voor zo’n 500 euro meer over de toonbank dan het reguliere model, dat desgewenst óók zwart-witfoto’s kan maken. Ook in programma’s als Lightroom of Photoshop/Camera Raw kun je je beelden naar zwart-wit omzetten, geheel naar eigen smaak. De omgekeerde weg, van ‘monochroom’ naar kleur, is alleen door kunstgrepen mogelijk. Op het eerste gezicht lijkt die meerprijs dus geen slimme investering.
Om te begrijpen waarom sommige ambitieuze hobby- en beroepsfotografen toch bereid zijn bij te betalen voor zo’n gespecialiseerd model, moeten we uitleggen hoe een beeldsensor werkt. Op een enkele uitzondering na is zo’n beeldsensor uitsluitend gevoelig voor helderheidsverschillen. Dat je toch kleurenfoto’s kunt maken, komt door het vóór de sensor aangebrachte kleurfilterpatroon. Voor elke pixel zit een piepklein filtertje, in de primaire kleuren rood, groen of blauw (RGB). Zo ontstaat een beeld waarin elke pixel alleen rood, groen of blauw licht ontvangt. Het resultaat is nog steeds een beeld in grijstinten. Er ontstaat pas een kleurenbeeld zodra iedere pixel in de camera (bij jpeg-foto’s) of op de computer (bij raw-bestanden) een complete RGB-waarde krijgt. Nu heeft elke pixel van zichzelf alleen maar een helderheidswaarde voor rood, groen óf blauw. Om te voorkomen dat je een heel fijn mozaïekwerkje overhoudt, worden beide ontbrekende waarden gereconstrueerd op basis van de pixels daaromheen. Dit heet interpolatie of ‘demosaicing’.
Bij dat proces gaat het soms bij overgangen fout, waardoor je rafelrandjes krijgt die bekendstaan als artefacten, aliasing of moiré. Daarnaast houdt het filterpatroon licht tegen en kost het wat scherpte. Als je zo’n kleurenbeeld achteraf omzet naar zwart-wit, brengt dat een tweede vertaalslag met mogelijk kwaliteitsverlies mee. Daarnaast maakt het kleurfilterpatroon het praktisch onmogelijk om de bij zwart-witfotografen geliefde kleurfilters voor de lens te gebruiken, zoals een roodfilter om blauwe luchten donkerder te maken. Al met al genoeg redenen om een speciale camera aan te schaffen als je een pure zwart-witfotograaf bent.
Dijk van een camera
De reguliere K-3 Mark III is een dijk van een camera: oerdegelijk, gebruiksvriendelijk, met een prima beeldkwaliteit, beeldstabilisatie in de body en een sterk verbeterd AF-systeem. Hoewel de K-3 Mark III op AF-gebied niet kan tippen aan het raffinement van actuele systeemcamera’s, is de scherpstelsnelheid met de meegestuurde 16-50mm F2.8 met PLM-pulsmotor indrukwekkend.
Qua prijs behoort de K-3 Mark III in het aps-c-segment tot de topgroep, en de Monochrome-uitvoering doet daar nog eens 500 euro bovenop. Voor die 16-50mm-zoomlens mag je 1.500 euro extra bijpassen. Op het eerste gezicht verschilt de Monochrome-versie alleen op details van z’n broertje: iets andere knoppen, een licht afwijkende menustructuur. Zo ontbreken een witbalansinstelling en de Pixel Shift Resolution-modus, die bij kleurenopnamen geen hogere resolutie oplevert, maar wel een hogere scherpte zonder moiré.
Merkwaardig is dat het virtuele anti-aliasingfilter van het reguliere model wél present is. Bij beelden die niet geïnterpoleerd worden, is de meerwaarde daarvan beperkt. Liever uitgeschakeld laten dus, anders kost het scherpte. Dat in feite een gewoon kleurenscherm op de achterkant zit, is minder verwonderlijk. Je hebt immers in jpeg de keuze uit verschillende afwerkingen, waaronder ook een sepia- of een blauwtint, die naar eigen smaak bij te stellen zijn. Als je echter in raw-formaat fotografeert, heb je in software als Adobe Camera Raw de ‘keus’ uit welgeteld één profiel: Monochroom.
Beeldkwaliteit
De hamvraag is natuurlijk of de Monochrome-versie een zichtbaar betere beeldkwaliteit neerzet in zwart-wit. Het antwoord is: ja en nee. Om te beginnen levert het weglaten van het kleurfilterpatroon een stop gevoeligheidswinst op. De ‘base iso’ van de Monochrome is daarom 200 in plaats van 100, en iso 800 komt feitelijk overeen met iso 400 bij de reguliere K-3 Mark III. Dat zie je vooral bij hoge iso-waarden, en met name bij jpeg-opnamen, omdat de ruisonderdrukking van het standaardmodel ook kleurruis moet wegwerken. De conservatievere ruisonderdrukking van de Monochrome-versie geeft scherpere en minder ‘gladgestreken’ beelden, en de op filmkorrel lijkende ruis stoort vaak niet.
Dat laatste is maar goed ook, want fans van hoge iso-waarden moeten vooralsnog de geavanceerde AI-ruisonderdrukking van Adobe missen. Bovendien zijn de nabewerkingsmogelijkheden bij raw-bestanden relatief beperkt. Naast dat ene profiel kun je niet, zoals bij reguliere raw-bestanden, via de Zwart-witmix(er) de omzetting van de afzonderlijke kleuren bijsturen. Als je bij voorkeur in raw werkt om in de nabewerking het uiterste uit de zwart-witomzetting te halen, is de reguliere K-3 III daarom per saldo de safere keus.
Daarbij komt dat je met de Monochrome-versie erg moet oppassen voor ‘clipping’ van de hoge lichten, met name bij lage iso-waarden. Dit heeft verschillende oorzaken. Het contrast is ook bij de standaardinstelling relatief hoog, en de automatische overbelichtingscorrectie komt pas in actie vanaf iso 400 (de dubbele ‘base iso’). Tot slot belicht de belichtingsautomatiek van de Monochrome standaard 1/3 stop ruimer. In het histogram zie je die clipping alleen aan een rood priegellijntje helemaal rechts, en als je de optische zoeker gebruikt pas nadat de foto gemaakt is. Zelfs als je in raw fotografeert, lukt het maar zelden om de doortekening in de betreffende beeldpartijen terug te krijgen. Daarom is het zeker bij hoge contrasten verstandig om niet te ruim te belichten.
Conclusie
Is de K-3 Mark III Monochrome de ideale zwart-wit-budgetcamera? Wel als je uitsluitend in zwart-wit fotografeert en een broertje dood hebt aan intensieve nabewerking. Het directe resultaat is zichtbaar (maar niet spectaculair) beter, en voor nóg beter moet je diep in de buidel tasten. Veel Pentax-objectieven zijn relatief betaalbaar, en ook lenzen van decennia terug zijn met enige beperkingen bruikbaar.
Het antwoord hangt natuurlijk ook af van het gebruiksdoel. Voor onopvallende straatfotografie is een grote, lawaaiige spiegelreflex niet ideaal. Als je de optische zoeker gebruikt, moet je het zonder zwart-witpreview stellen. En als je op live-view overschakelt, ben je aangewezen op ouderwetse contrastdetectie-AF. Bij filmen idem dito. Anderzijds: met de veel duurdere Leica M11 kún je alleen maar handmatig scherpstellen en is filmen geen optie. Als je de allerhoogste beeldkwaliteit ambieert, in de vorm van een fullframe-sensor met een hogere resolutie en een groter dynamisch bereik, kun je misschien beter afwachten of Pentax een Monochrome-uitvoering uitbrengt van een eventuele toekomstige K-1 Mark III. Het lijkt een onwaarschijnlijk scenario, maar bij een eigenzinnig merk als Pentax weet je nooit …
Hieronder vind je een serie uitsneden op ware pixelgrootte van testopnamen bij verschillende iso-waarden, in jpeg, niet nabewerkt. De K-3 Mark III Monochrome blijft standaard 1/3 stop ruimer belichten. Daarnaast is de ‘base iso’ bij de reguliere K-3 Mark III iso 100 en bij de Monochrome-versie iso 200. De jpeg- en raw-bestanden (DNG-formaat) van de Monochrome-versie zijn structureel 10-30% groter.