Scherptediepte uitgelegd - De grens van scherpte

29 mei 2024 08:49
redactiezoomnl

Net als goede belichting, het juiste moment en spannende compositie spelen scherpte (en onscherpte) een cruciale rol in een geslaagd beeld. Toch benutten opvallend weinig fotografen het effect van scherpte versus onscherpte ten volle in hun foto’s. Wij leggen uit hoe jij dit wel kunt doen.

Scherptediepte is het gebied in je foto dat scherp lijkt. Even visualiseren: je stelt je lens scherp op een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld de ogen van een model. Alles wat zich op diezelfde afstand van je lens bevindt, zal ook scherp zijn. Dus ook de boom waar je model tegenaan leunt en de hand die zij onder haar kin houdt. Daarnaast zal een bepaalde zone voor en achter je model óók nog enigszins scherp zijn. Inderdaad, dat is de ‘scherptediepte’.

De scherptediepte is een zone van toenemende en weer afnemende scherpte. Deze scherptedieptezone is verdeeld in ongeveer eenderde vóór het scherpstelpunt en tweederde daarachter. Dus als je scherpstelt op iemands gezicht met een scherptediepte van drie meter, is één meter voor het gezicht scherp en twee meter daarachter. De rest van je foto wordt beoordeeld als onscherp. Met die zone kun jij als fotograaf creatief spelen.

Foto: Jaap93

Variabelen

Scherptediepte is afhankelijk van verschillende factoren: de grootte van de sensor in je camera, de brandpuntafstand van de lens die je gebruikt, de afstand tot je onderwerp en het diafragma.

De grootte van je sensor ligt uiteraard vast. Die kun je niet beïnvloeden. In het algemeen geldt: hoe groter de sensor, des te kleiner de scherptediepte.

De brandpuntafstand is een ander verhaal. De brandpuntafstand is het aantal mm tussen je sensor en het midden van de lens. In dit geval geldt: hoe groter de afstand, hoe kleiner de scherptediepte. Een groothoekobjectief van 16 mm geeft je dus een grote scherptediepte en bij een teleobjectief van 300 mm is die klein. Overigens is dit wel een beetje optisch bedrog … De scherptediepte blijft namelijk even groot, of je nu een groothoek of telelens gebruikt. Maar met een telelens zoom je als het ware in op een bepaalde situatie en zie je de onscherpte dus simpelweg eerder. Bij het gebruik van een groothoek valt je deze onscherpte (op de zelfde afstand) dan nog niet op.

De derde factor is de afstand tot je onderwerp. Als je onderwerp ver weg is, heb je een grotere scherptediepte. Stel je scherp op een Alpencol in de verte, dan zal die col altijd scherp zijn, inclusief een gedeelte van de voorgrond en de lucht erachter. Focus je op een paddenstoel op dertig centimeter afstand, dan zul je je best moeten doen om voldoende scherptediepte te krijgen. Vaak zul je zelfs een stapje achteruit moeten voor een geslaagde foto.

Foto: Denmen

Diafragma

Met het diafragma kun je per foto doelbewust de scherptediepte beïnvloeden. Het diafragma is een constructie in je lens die bestaat uit een serie metalen plaatjes (lamellen). Deze lamellen vormen een cirkelvormige opening waardoor licht door je lens op je sensor valt. Door die opening groter of kleiner te maken, kun je de scherptediepte verkleinen of vergroten.

Het diafragma is het best te vergelijken met de iris van een oog. Hoe meer je met je oog knijpt, hoe kleiner je pupil wordt en hoe scherper je ziet. Hoe groter je pupil wordt (vaak wanneer er weinig licht is) hoe minder je scherp ziet en hoe meer je focust op één specifiek onderwerp.

De verschillende diafragma-openingen zijn gestandaardiseerd en worden weergegeven in het diafragmagetal (of F-getal). De reeks getallen loopt als volgt: 1-1,4-2-2,8-4-5,6-8-11-16-22-32-45-64. Elke stap omhoog betekent een halvering van de hoeveelheid licht die op de sensor valt, ofwel een ‘stop’ licht. De minimale en maximale F-waarden staan aangegeven op je lens.

Ezelsbruggetje

Veel fotografen raken in de war als het om diafragma’s gaat. Een klein diafragma correspondeert namelijk met een hoog F-getal en een groot diafragma met een laag F-getal. Dat lijkt tegenstrijdig, maar is het niet. Ezelsbruggetje: een groot diafragmagetal zorgt voor een grote scherptediepte dus veel scherp. Een klein getal zorgt voor een kleine scherptediepte dus weinig scherpte. 

Foto: Kurrrt

Spelen met scherptediepte

Je gebruikt de diafragmavoorkeuze op je camera (AV-of A-stand) om de scherptediepte optimaal te kunnen controleren. In deze stand zoekt de camera automatisch daar een goede sluitertijd bij, zodat je foto niet wordt onderbelicht (te donker beeld) of wordt overbelicht (te licht beeld). Een groot, open diafragma (F 5,6 of lagere waarden) gebruik je wanneer je het onderwerp eruit wilt laten springen. Denk aan de sprekende ogen van je model, een edelhert aan de bosrand of een wielrenner die uit het peloton demarreert tegen een wazige, onscherpe achtergrond. Naar je meer je inzoomt, is dat effect sterker. Door de grote diafragma-opening valt er veel licht op je sensor en kun je snelle sluitertijden gebruiken zonder kans op bewegingsonscherpte. Deze instelling is dus ideaal bij actiefotografie.

Een klein of ‘geknepen´ diafragma (vanaf F 8) gebruik je vooral in landschapsfotografie waarbij de voorgrond tot aan de achterste rij bomen scherp moet zijn of bij productfotografie waarbij alle details van het product scherp op de foto moeten staan. Door de kleinere diafragma-opening valt er ook minder licht op de sensor en neemt de sluitertijd toe, zodat je een statief zult moeten gebruiken. Kleine diafragma’s gebruik je daarom bij voorkeur als het onderwerp statisch is. Een voordeel van kleinere diafragma’s is dat lensfouten afnemen, zoals vignettering en chromatische abberatie (paarse randjes langs het onderwerp, vooral zichtbaar bij hoge contrasten).

De meeste lenzen werken het best als je ze twee tot drie stops onder de maximale opening gebruikt. Kies bijvoorbeeld F 4 of 5,6 in plaats van F 2,8 als je de beste scherpte uit je lens wilt halen. Anderzijds kan het instellen van een te hoog diafragmagetal juist leiden tot onscherpte in een foto. Dit optische effect heet diffractie. Elk objectief heeft een bepaald diafragma waarbij de scherpte optimaal is. Zoek dus op internet (of in de handleiding) welk diafragma dit is en gebruik deze instelling bij je landschappen voor het beste resultaat.

Praktijktest: probeer eens een rij bomen te vinden, stel het laagst mogelijke F-getal in en stel scherp op de eerste stam. Bekijk de resultaten op je computer. Je zult zien dat de volgende bomen in de rij telkens onscherper worden. Maak nu dezelfde foto met telkens een hoger F-getal en bekijk de verschillen. Als je dit principe onder de knie hebt, kun je gaan oefenen met de scherptedieptezones van eenderde scherp voor je onderwerp en tweederde erachter. Welk diafragma geeft het beste resultaat bij portretfotografie in de buitenlucht? En welk diafragma kun je het best kiezen als je een langer onderwerp zoals een hunebed, een bus of een gebouw fotografeert? 

Foto: hsnaturephoto

Scherptedieptecontroleknop

Wanneer je door de zoeker van je camera kijkt, zie je altijd de scherptediepte zoals deze is bij de grootste diafragmaopening. Pas wanneer je een foto maakt wordt het diafragma gesloten naar de ingestelde waarde. Om de scherptediepte toch vooraf te kunnen inschatten, hebben veel spiegelreflexcamera’s een scherptedieptecontroleknop aan de vlak naast de lens. Zoek even in de camera-handleiding waar de knop zich precies bevindt. Door de knop in te drukken wordt het zoekerbeeld donkerder (hoe kleiner het diafragma, hoe donkerder het zoekerbeeld). Zo krijg je een indruk van de scherptediepte voordat je de foto maakt.

Onderwerp

Uiteraard is elke situatie verschillend, maar er zijn per onderwerp wel algemene scherptetips te geven. Stel bij landschapsfotografie bijvoorbeeld niet scherp op die bergketen in de verte of de fotogenieke boomstronk op de voorgrond. In beide gevallen loop je waardevolle scherptediepte mis, omdat deze buiten het de foto ligt. Zonde! Probeer optimaal gebruik te maken van de eenderde/tweederde-zone en zorg dat de zo optimaal mogelijk binnen je foto valt. Gebruik eventueel een DoF Calculator (Zie kader).

Bij portretten en dieren stel je altijd scherp op de ogen. Onscherpe ogen betekenen vrijwel altijd een mislukte foto. Pas bovendien op dat de scherptediepte niet te klein wordt: scherpe ogen met een onscherpe neus of snuit zien er gek uit. Denk in dit geval ook weer aan de eenderde/tweederde-zone. Tip: zorg ervoor dat de onscherpte begint ter hoogte van de oren. Onscherpe haren of vacht zijn geen probleem, maar het gezicht moet scherp zijn. Voor portretten van mensen en huisdieren werkt een korte telelens van 50 tot 120 mm en een kleine diafragmawaarde (F 2,8 tot 5,6) het best. Zorg dat je dichtbij je model staat, zodat de achtergrond zo onscherp mogelijk wordt. Groepen mensen fotograferen tegen een onscherpe achtergrond is lastiger. Zorg in dit geval dat de groep niet te dicht bij de achtergrond staat (5 tot 10 meter afstand houden) en kruip als fotograaf opnieuw zo dicht mogelijk op je modellen.

Architectuurfotografie hangt een beetje tussen landschaps- en portretfotografie in. Aan de ene kant wil je een zo groot mogelijke scherptediepte (groothoek, klein diafragma, statief). Aan de andere kant leent deze vorm van fotografie zich uitstekend voor abstractie (details selecteren met een telelens en creatief toegepaste onscherpte). Probeer dus veel uit en leer van de effecten van verschillende diafragmakeuzes. Opvallend: met een grote scherptediepte heb je weinig dieptewerking. Als alles in de foto scherp is, kun je immers moeilijk zien hoe groot of ver weg een onderwerp is.

Foto: Macro-Ronald

Macro

Door de kleine afstanden tot je onderwerp krijg je bij macrofotografie al snel te maken met een tekort aan scherptediepte. Je moet vaak een kleine diafragma-opening (waarde F 11 of hoger) kiezen om een bloem of een insect helemaal scherp op een foto te krijgen. Daardoor kom je al snel licht tekort. Ook met hulpmiddelen als statief en (macro)flitser blijft het scherptediepteprobleem bestaan.

Focusstacking kan uitkomst bieden. Je maakt dan meerdere foto’s en stelt telkens scherp op een ander stukje van hetzelfde onderwerp. Deze foto’s voeg je vervolgens samen in bewerkingsprogramma’s als Photoshop of CombineZM. Resultaat is een foto waarop het hele onderwerp van voor tot achter scherp is. Nog een macrotip: gebruik eens een compactcamera. Door de kleine sensor is de scherptediepte erg groot en kun je er prima macrofoto’s mee maken.

Onscherpte

We hebben het de hele tijd over scherpte, maar ook onscherpte kan voor fraaie foto’s zorgen. Met een wat langere sluitertijd kun je je onderwerpen juist onscherp weergeven en daarmee snelheid, dynamiek en beweging simuleren. Dit effect wordt veel in sportfotografie toegepast. Door je camera met het bewegende onderwerp mee te trekken en een iets langere sluitertijd te gebruiken, kun je de achter- en voorgrond mooi onscherp maken. Gebruik diafragma F 8 of 11. De grotere scherptediepte helpt je het bewegende onderwerp scherp te krijgen. De beweging zorgt in dit geval voor de onscherpte van de omgeving. Probeer het maar eens.

Foto: HMeeuwes

Bokeh

Scherpte is mooi, maar onscherpte is volgens velen nog mooier! Fotografen hebben zelfs een eigen term voor onscherpte: bokeh. Bokeh is afgeleid van het Japanse woord ‘boke’ (= scherpte) en benoemt de kwaliteit van de onscherpte. Je kunt dus spreken van mooie of lelijke bokeh. De mooiste bokeh bestaat uit een zachte, ‘romige’ onscherpte die is opgebouwd uit kleine cirkeltjes of ronde vlekjes. Bokeh wordt gevormd door de diafragma-lamellen in je lens. Hoe meer lamellen, des te hoger de kwaliteit van de onscherpte en hoe ronder de cirkeltjes. Heeft het diafragma minder lamellen? Dan worden de rondjes hoekiger. In de praktijk heeft een duurdere lens meer lamellen en dus meestal een prettiger bokeh. Voorbeelden van objectieven met een mooie bokeh zijn de Canon 100mm F2.8 IS Macro, de Nikon 50mm F1.4 en de Leica Summicron-M 35mm F2.0.

Leuk om te proberen: je kunt de vorm van de bokeh zelf wijzigen! In plaats van de gebruikelijke cirkels, kun je je achtergrondonscherpte bijvoorbeeld vervangen door hartjes, sterretjes of poppetjes. Je kunt kant-en-klare filters kopen, maar die kun je ook zelf maken. Dek je lens af met een zwart stuk karton, waarin je een klein hartje, sterretje of poppetje hebt geknipt. Kies een objectief met een zo groot mogelijk diafragma. Het liefst een lichtsterk objectief met een vast brandpunt van 50 mm of langer. Stel niet scherp, maar maak de scène juist zo onscherp mogelijk en fotografeer iets dat veel licht geeft (een schemerlamp, koplampen van auto’s, kaarsen, een helder raam of een neonreclamebord). Het licht valt nu door het uitgeknipte figuurtje op je sensor en het figuurtje fungeert als diafragma. In de onscherpe gebieden van je foto zul je als bij toverslag lichtvormpjes in de door jou gekozen figuurtjes zien! Leuk idee voor je foto’s van de feestdagen van dit jaar.

Zie jij het scherp na deze uitleg? Laat je bokeh dan spreken! Veel plezier met oefenen en experimenteren!