Snel en nauwkeurig scherpstellen: geef richting aan je autofocus

28 september 2022 06:54
redactiezoomnl

Autofocussystemen worden steeds slimmer en sneller. Toch kun je er niet blindelings op vertrouwen dat jouw camera onder alle omstandigheden perfect scherpe foto’s maakt. Juist omdat ze steeds meer kunnen en extra slimmigheidjes bieden, is het noodzakelijk je camera de goede kant op te sturen.

Als je een moderne camera ergens op richt en desnoods met je ogen dicht afdrukt, zal er bijna altijd wel iets scherp op de foto komen. Dat wil niet zeggen dat dit ook het hoofd-onderwerp is. Het kan net zo goed iets heel anders zijn, zoals de oninteressante achtergrond. Om de scherpte op precies de juiste plek te leggen en eventueel stukjes van de foto een fraaie onscherpte te geven, moet je het toestel in de goede richting sturen. Daar heeft jouw camera veel hulpmiddelen voor aan boord.

Aannames

Een camera analyseert razendsnel het beeld en probeert zo te achterhalen wat het is dat jij op de foto wilt zetten. Hij gaat ervan uit dat het hoofdonderwerp zich ergens in de buurt van het midden bevindt. Als zich daar een paar objecten bevinden, wordt aangenomen dat je het dichtstbijzijnde bedoelt. Een spiegelreflex maakt hierbij gebruik van een flink aantal scherpstelpunten die voornamelijk in en rond het beeldcentrum zitten. In de zoeker zie je vervolgens een of meer punten oplichten, zodat je weet waarop de camera scherpstelt.

Wat is het onderwerp?

Dat de camera zelf een scherpstelpunt kan kiezen heeft voor- en nadelen. Het kan soms makkelijk zijn en best goed werken. Met name als er een rustige achtergrond is en het onderwerp er duidelijk uitspringt. Dan weet de camera dit prima scherp in beeld te brengen, ook als het zich niet exact in het midden bevindt. Denk aan een studio-opname met een egale achtergrond. Is er een drukkere achtergrond of voorgrond of bevinden er zich meerdere dingen in beeld? Of bevindt het hoofdonderwerp zich tussen andere objecten in? Dan is de kans groot dat het toestel het verkeerde scherp in beeld neemt. Jij weet heel goed dat het hoofdonderwerp die verweerde boom een stukje verderop is, maar jouw camera kiest de dichtstbijzijnde struik of een rotspartij uit.

Foto: Sonjajaarsveld

Middelste scherpstelpunt

Vandaar dat het meestal verstandiger is om de camera te vertellen wat het hoofdonderwerp is. Dat kan door zelf een scherpstelpunt aan te wijzen en dit over een contrastrijk deel van het onderwerp te laten vallen. De vraag is alleen: met welk scherpstelpunt doe je dat dan? Hier bestaan grofweg twee methoden voor. Vaak wordt gekozen voor het middelste scherpstelpunt. Op veel camera’s zijn namelijk niet alle scherpstelpunten even snel en nauwkeurig. Die in het midden is dan de veiligste keus.

Je plaatst dit middelste scherpstelpunt op het hoofdonderwerp en drukt de ontspanknop half in en laat de camera erop scherpstellen. Als je het hoofdonderwerp niet precies midden in beeld wilt, druk je niet meteen af. In plaats daarvan verdraai je de camera een stukje met de ontspanknop half ingedrukt. Pas zodra alles goed in beeld staat, maak je de foto. Dit heet herkadreren.

Dichtstbijzijnde scherpstelpunt

De tweede methode is dat je een scherpstelpunt kiest dat zich dicht in de buurt van het onderwerp bevindt. Als het eroverheen valt, ben je meteen klaar en kun je direct afdrukken. Anders moet je nog steeds herkadreren, alleen hoef je de camera ditmaal minder te verplaatsen zodat je sneller kunt reageren.

Omdat de buitenste scherpstelpunten mogelijk minder secuur zijn bij weinig licht, is het altijd een afweging welk scherpstelpunt je wanneer het beste kunt gebruiken (zie kader Gevoeligheid scherpstelpunten). Welke methode je ook gebruikt, let erop dat je het hele ritueel per foto moet herhalen als het onderwerp niet precies onder het scherpstelpunt valt. Je moet dus per foto eerst aanwijzen wat het hoofdonderwerp is, de ontspanknop half ingedrukt houden en daarna herkadreren. De scherpstelling wordt tussen de foto’s door namelijk niet vastgehouden. Vaak kun je ook een groepje scherpstelpunten aanwijzen. De camera heeft dan net iets meer vrijheid om het optimale punt te selecteren.

Foto: Henkvanm13

Gevoeligheid scherpstelpunten

Niet elk scherpstelpunt van een spiegelreflex is even gevoelig. Doorgaans zijn alleen die in en rondom het midden het snelst en meest nauwkeurig. Slechts op een aantal (prosumer- en pro-) modellen zijn alle scherpstelpunten in topvorm. Met name de ‘crosstype’ scherpstelpunten werken optimaal onder lastige omstandigheden, zoals met weinig licht of bij een laag contrast. Vandaar dat je aanzienlijke verschillen in snelheid en nauwkeurigheid kunt ervaren als je regelmatig van scherpstelpunt wisselt. Het is dan ook cruciaal om te weten welke scherpstelpunten de topatleten van jouw camera zijn. Dit is te achterhalen door de handleiding door te spitten. Vaak is er een kader of voetnoot te vinden bij een onderwerp dat over scherpstellen of scherpstelpunten gaat.

Live view

Zodra je van de optische zoeker overschakelt naar live view, gebeurt er iets opmerkelijks. Plotseling heb je aanzienlijk meer scherpstelpunten, die ook nog eens veel beter over het scherm verspreid liggen. Soms wordt zelfs nagenoeg het volledige beeld ermee bedekt. Perfect, want nu kun je altijd een scherpstelpunt kiezen dat precies over het onderwerp of het belangrijkste deel ervan valt. Dit grote verschil wordt veroorzaakt doordat er nu een andere techniek wordt gebruikt voor het scherpstellen.

Kijk je door een optische zoeker, dan wordt een speciale scherpstelmodule gebruikt, maar die ziet alleen een afgebakend stuk van de foto: het beeldcentrum. Vandaar dat je nooit scherpstelpunten langs bijvoorbeeld de beeldrand ziet zitten. Zodra je overschakelt naar live view, is de beeldsensor permanent ingeschakeld. Je ziet nu niet alleen live wat jouw camera ziet, op die sensor zitten tegenwoordig honderden superkleine scherpstel-sensoren tussen de gewone beeldpixels in. Vandaar dat ze nu wel over het volledige beeld verspreid kunnen zitten.

Oudere spiegelreflexen hebben dit niet. Daar wordt net als bij de oudere compactcamera’s gebruikgemaakt van beeldinformatie van de sensor om softwarematig scherp te stellen. Dat is minder snel. Met een systeemcamera is er wat betreft scherpstelpunten geen verschil meer tussen de digitale zoeker en het scherm. In beide gevallen gebruik je exact dezelfde scherpstel¬punten, namelijk die op de sensor geïntegreerd zijn. En dus heb je altijd ruim de keuze.

Foto: Michelle Zwakhalen

Hybride scherpstelmethode

Compactcamera’s (en tot voor kort spiegelreflexen in live view) gebruikten contrastdetectie om scherp te stellen. Het digitale beeld van de sensor wordt hierbij gebruikt om softwarematig op pixelniveau scherp te stellen. Bij scherpte zijn randen en details duidelijk afgebakend, het contrast is dan hoog. Bij onscherpte worden randen en details vager en waziger, het contrast neemt af. Dit kun je zelf uitproberen door je lens op handmatig scherpstellen te zetten en een voorwerp dichtbij scherp en vervolgens onscherp te maken. De camera stuurt de lens heen en weer om de optimale scherpte te zoeken, dus die met het hoogste contrast. Deze methode kost relatief veel tijd. Echte scherpstel¬punten werken via fasedetectie. Er is direct bekend in welke richting en hoever een lens moet bewegen voor een scherpe foto. Dit werkt dan ook veel sneller. Tegenwoordig wordt vaak een combinatie van de twee gebruikt. Eerst gaat de lens via fasedetectie razendsnel naar grofweg het juiste punt. Daarna wordt contrastdetectie gebruikt om de scherpstelling te finetunen. Dit geeft nog nauwkeurigere resultaten.

Autofocus lock en back-button-focus

Autofocus stelt je in staat om snel en nauwkeurig te werken. Alleen is het in bepaalde situaties een beetje omslachtig als je steeds eerst op het onderwerp moet mikken om daarna te herkadreren. Vooral als je op dezelfde plek meer foto’s achter elkaar wilt schieten of als je op een speciaal moment staat te wachten en nog niet meteen kunt afdrukken. Dan werkt deze methode een beetje vertragend en kun je er zelfs een uniek fotomoment door mislopen. Neem een portretfoto als voorbeeld. Een mooie blik of bijzondere oogopslag duurt meestal maar heel kort. Die wil je echt niet mislopen omdat je nog aan het herkadreren bent. Je wilt dan meteen afdrukken.

Overschakelen naar handmatig scherpstellen dan maar? Dat kan, maar dan ben je helemaal op jezelf aangewezen. Er bestaat ook nog een handige tussenvorm genaamd back-button-focus. Standaard stelt jouw camera altijd scherp zodra je op de ontspanknop drukt. Maar je kunt dit ook aan een andere knop toewijzen. Je hoeft het dan alleen nog te doen als het echt nodig is. Dus na de eerste keer kun je alsmaar foto’s blijven maken. Dat wil zeggen: zolang de afstand tussen jou en het onderwerp hetzelfde blijft. Zodra jij of het onderwerp van plek verandert, moet je nog een keertje extra scherpstellen.

Deze methode heet back-button-focus omdat je het scherpstellen doorgaans aan een knop achterop toekent. Je kunt jouw wijsvinger dan continu op de ontspanknop houden en je duim in de buurt van die scherpstelknop. Heel vaak zit er al een knop achter op de camera waarmee je kunt scherpstellen. Die knop heet vaak AF-L (auto focus lock) of AF-ON. Je hoeft dan alleen via een menuoptie aan te geven dat de ontspanknop niet meer mag scherpstellen. Soms volstaat het de lens op handmatig scherpstellen te zetten, mits AF-L/AF-ON dan gewoon blijft werken.

Foto: MaJaTa

Handmatig scherpstellen

Je kunt ook altijd nog handmatig scherpstellen. Dat is bijvoorbeeld handig als je statische producten, een landschap of de sterrenhemel vanaf statief fotografeert. Je werkt dan in alle rust en hebt de tijd om zorgvuldig scherp te stellen. Zonder statief mag dat natuurlijk ook. Er zijn bijvoorbeeld genoeg straatfotografen die nooit autofocus gebruiken. Anderen werken nog met vintage camera’s waar dat helemaal niet mee kan. Moderne digitale camera’s hebben handige snufjes aan boord die handmatig scherpstellen eenvoudiger maken.

Werk je via live view of kijk je door de digitale zoeker van een systeemcamera? Dan kun je het beeld met bijvoorbeeld een factor tien uitvergroten. Scherpstellen gaat dan een stuk makkelijker. Je hoeft alleen een contrastrijk stukje van het onderwerp in beeld te nemen. Een andere slimme optie is focus peaking. Hierbij hoef je het beeld niet eens te vergroten. Want omdat scherpe contouren en details met een kleur zoals geel, rood, of blauw gemarkeerd worden, zie je direct wat er scherp in beeld is. Ook dit werkt weer alleen in live view en met een digitale zoeker. Je ziet het dus niet in de optische zoeker van een spiegelreflex.

Foto: Vincentcroce

Continu scherpstellen

Snel bewegende onderwerpen scherp op de foto zetten is altijd een uitdaging. Eenmalig scherpstellen is prima als je onderwerp stilstaat, langzaam beweegt en vaak ook als iets op afstand parallel aan je voorbijraast. Het wordt anders als onderwerpen snel op je af komen of van je vandaan gaan. Tegen de tijd dat de camera heeft scherpgesteld, is het onderwerp allang weer ergens anders. Het komt daardoor minder scherp of onscherp op de foto. Gelukkig kun je de camera instellen op continu scherpstellen. Zolang je de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft het toestel scherpstellen. Dus zodra je afdrukt, is de kans groter dat je een scherpe foto krijgt. Er komt wel meer bij kijken dan alleen een optie inschakelen. Zo moet je er een beetje handig in worden door veel te oefenen en helpt het enorm als je het gedrag van jouw camera begrijpt. Er zijn bijvoorbeeld op de duurdere modellen talloze instel¬mogelijkheden en het hangt maar net van het onderwerp en de omstandigheden af welke de beste resultaten geven. Want stel een straaljager verdwijnt tijdens een scherpe bocht eventjes uit beeld verdwijnt. Of een hert rent in het open veld precies achter die ene struik langs … of een tweede speler neemt de bal over en gaat er als een speer vandoor. De camera moet dan wel steeds het juiste onderwerp blijven volgen.

Scherpte in de diepte

Hoe secuur je ook scherpstelt, het betekent niet automatisch dat alles in je foto scherp wordt. Er bestaat ook nog zoiets als scherptediepte. Dit houdt in dat de scherpte ergens voor je onderwerp begint en een stuk erachter weer ophoudt. Het is dus bijna letterlijk ‘scherpte in de diepte’. Hoe groot het scherptegebied is, hangt van meerdere factoren af. Het ingestelde diafragma speelt bijvoorbeeld een rol. Met een kleine lensopening (hoge diafragmawaarde) heb je automatisch een grotere scherptediepte dan met een grote lensopening (laag diafragmagetal).

Als je uitzoomt is het scherptegebied ook weer groter dan wanneer je inzoomt (gezien vanaf dezelfde plek). Met een groothoek heb je dus een aanzienlijk grotere scherptediepte dan met een telelens. Ook de afstand tot het onderwerp speelt een belangrijke rol. Want hoe dichter je op een onderwerp staat, hoe kleiner de scherptediepte. Er zijn dus veel factoren die de scherptediepte beïnvloeden.

Foto: Yeroon86

Spelen met (on)scherpte

Dankzij het fenomeen scherptediepte kun je heerlijk spelen met scherpte en onscherpte in foto’s. Want soms wil je alles scherp hebben, zoals bij een prachtig landschap. Een andere keer mag alleen die prachtige paddenstoel scherp zijn en moet het achterliggende bos in een kleurrijke waas veranderen. Jouw afstand tot het onderwerp heeft veel invloed op de scherptediepte. Dus als je dicht op de paddenstoel kruipt met een macrolens, neemt de scherptediepte vanzelf drastisch af. En hoe verder weg de achtergrond zich van het onderwerp bevindt, hoe onscherper dat op de foto komt. Door de extreem kleine scherptediepte, bevindt die achtergrond zich nu extra ver van het scherptegebied af. Je kunt het effect dus enorm versterken door zowel het onderwerp als jouw standpunt slim te kiezen.

Heb je om wat voor reden dan ook te maken met een naar jouw smaak te grote scherptediepte? Je kunt alsnog een onscherp element opnemen door van objecten op de voorgrond gebruik te maken. Alles wat zich dicht bij de camera bevindt, zal namelijk onscherp worden, omdat het zich al snel buiten het scherptegebied bevindt. De scherptediepte neemt immers in beide richtingen af. Fotografeert maar eens vlak langs een muur of dicht over de grond. Of schiet ergens doorheen, zoals een struik of een boomtak met wat bladeren. Speel met je standpunt tot je de mooiste onscherpte op precies de goede plek krijgt.