Werken met een reportageflitser: de flits de baas

24 november 2023 06:12
redactiezoomnl

Een reportageflitser is voor veel beginnende fotografen een monsterlijk apparaat waar ongecontroleerd licht uit komt. Tijd om de flitser te omarmen, want zowel op de camera als los ervan kun je er echt betere foto’s mee maken, en niet alleen portretten. We nemen je stap voor stap mee in de wereld van de flitser.

Wil je meer leren over het werken met flitsers? Bekijk dan nu de Zoom Academy cursus Flitsen en Flitstechniek! 

Een flitser gebruik je alleen als er te weinig bestaand licht is. Dat is een van de grootste misverstanden onder beginnende fotografen. Met de ontwikkeling van de hoge iso en lage ruis in moderne camera’s is het immers bijna altijd mogelijk zonder flits een bruikbare foto te maken. Een toegevoegde flitser kan het licht op een onderwerp mooier maken. Je kunt een reportageflitser namelijk overal neerzetten en precies zo doseren dat het er subtiel, ja zelfs bijna onzichtbaar uitziet. En om dat te kunnen hoef je niet jarenlang ervaring op te doen met het apparaat. Na het lezen van dit artikel ben je al een stuk wijzer en kun je direct op pad om je eerste kat, gebouw, automonteur of zelfs libelle professioneel uit te lichten.

Inbouwflitser

Laten we bij de basis beginnen. In veel camera’s zit een ingebouwde flitser, die krijg je er gratis bij. Nu moet je bij zaken die je gratis krijgt altijd afvragen of het de best verkrijgbare optie is. In het geval van de ingebouwde flitser is het meer een noodoplossing voor als het echt niet anders kan. Ga maar na, het dingetje is niet te doseren en geeft automatisch een bepaalde hoeveelheid licht af. Bovendien flitst hij recht vooruit, pats op je onderwerp. Hij zit vlak boven je objectief en geeft daardoor al snel een schaduw van diezelfde lens. En hij is klein, lees, de lichtopbrengst is extreem laag. En de grootste ergernis van allemaal: het flitsertje komt altijd uit de camera omhoog als je het niet nodig hebt.

Als fotograaf wil je meer en beter. Een reportageflitser is dan een prima oplossing. Let bij aanschaf op de volgende zaken. Heeft de flitser een draaibare kop? De instapmodellen van de verschillende merken hebben dat vaak niet, waardoor je de lichtkwaliteit niet kunt verbeteren ten opzichte van een ingebakken flitser. Het richtgetal is ook een belangrijke factor om naar te kijken bij aanschaf. Een ingebouwde flitser heeft ongeveer richtgetal 12, tegenover ongeveer 36 bij een duurdere externe flitser. Hoe hoger het richtgetal, hoe meer licht er uit de flitser komt.

Richtgetal

Het richtgetal is een nummer dat de kracht van een flitser aangeeft, vergelijkbaar met watt bij een lamp. Een laag richtgetal betekent weinig lichtopbrengst, een hoog richtgetal veel. Naar dit getal moet je goed kijken bij aanschaf van een flitser. Kies altijd een zo hoog mogelijk richtgetal. Maar pas op: fabrikanten hanteren andere normen. Nikon geeft een richtgetal bij iso 100 en 35 mm, bijvoorbeeld 35. Canon noemt een getal van 58, wat dus veel hoger lijkt. Maar let op, Canon meet met een meer ingezoomde flitser (105 mm), waardoor de lichtopbrengst hoger wordt. Vergelijk twee waardes dus altijd onder gelijke omstandigheden. De 58 van Canon is bij 35 mm bijna gelijk (38) aan de Nikon-flitser.

Alle losse reportageflitsers die te koop zijn hebben de mogelijkheid om zowel handmatig (M) als automatisch (ttl) de lichthoeveelheid te bepalen. Waarom zou je überhaupt overwegen om handmatig te gaan flitsen als er een automaat op zit? Het antwoord is simpel. Handmatig flitsen is betrouwbaarder en preciezer dan automatisch flitsen. Er is geen professioneel fotograaf die uit vrije wil ttl flitst, of er moeten dertig dingen tegelijk gebeuren binnen een paar seconden. Bij handmatig flitsen geeft de flitser altijd consistent een bepaalde lichthoeveelheid af. Je kunt dit op de camera instellen door de mode op M te zetten. Vervolgens krijg je een breuk te zien die je kunt aanpassen. Wellicht zie je 1/1 staan. Dat betekent dat de flitser nu zo ingesteld staat dat hij zijn hele vermogen afgeeft. Zet je de flitser op een andere stand, bijvoorbeeld 1/2, dan geeft hij nog maar de helft af. Meestal is de flitser instelbaar tot 1/64 of 1/128 van het totale vermogen. Elke halvering of verdubbeling van de breuk zorgt voor een stop meer of minder licht. Pas op met de standen 1/1 of 1/2. Na een flits heeft het apparaat dan een paar seconden nodig om weer op te laden. Je kunt dan dus niet snel achter elkaar doorflitsen. In de lagere standen (1/4, 1/8, 1/16, 1/32 etc.) kan dat wel. Bovendien gaan je batterijen in de hoge standen sneller leeg.

Als je de tijd hebt, kun je dus prima handmatig instellen. Begin met een breuk, bijvoorbeeld 1/8, en bekijk het resultaat. Te veel flitslicht? Verlaag de breuk tot 1/16. Te weinig licht? Verhoog de breuk tot 1/4. Zo kom je snel tot de juiste lichthoeveelheid. Als je dit een paar keer oefent. gaat het ook steeds intuïtiever.

Reportageflitsers hebben ook een ingebouwde automaatstand, ttl genaamd. De letters staan voor ‘through the lens’. De flitser is aangesloten op de camera en meet door de lens kijkend het teruggekomen licht van de flitser. Als er genoeg licht is teruggekomen, stopt de flitser met schijnen. Per opname verschilt dus de lichthoeveelheid. Het klinkt als een feilloos systeem, maar dat is het zeker niet. Als je bijvoorbeeld een zangeres met een glitterpakje fotografeert in de ttl-stand, zal de flitser bij foto 1 een bepaalde lichthoeveelheid afgeven tot hij het genoeg vindt. Maar bij foto twee, waar de zangeres iets gedraaid is, reflecteert er ineens veel meer licht terug van het glitterpakje. Omdat de flitser door de lens dus eerder ziet dat er genoeg licht afgegeven is, geeft de flitser nu minder licht af, terwijl dat wel had gemoeten. Het gevolg is een wat onderbelichte foto. Ttl is dus kwetsbaar voor veranderingen en daardoor minder betrouwbaar. Maar in omstandigheden waar je razendsnel moet werken, zoals op een huwelijksvoltrekking, kun je de ttl-stand prima gebruiken. Het grootste voordeel is dan dat hij zich aanpast aan de omstandigheden in een tempo dat je in de M-stand niet zou kunnen bijhouden. Handmatig is dus ideaal en ttl een snelle tweede keuze als het moet.

Lichtkwaliteit

Een volgend punt waarop je winst kunt halen met je reportageflitser is het verbeteren van de lichtkwaliteit. Zoals gezegd blaast de inbouwflitser het licht recht vooruit, wat nogal wat gevolgen heeft. Allereerst ontstaan er lelijke schaduwen omdat je zo direct flitst. De schaduwen zijn hard, loeischerp en venijnig. Met een losse reportageflitser kun je dat al voorkomen, terwijl hij nog op de camera gemonteerd zit. Door de kantelbare kop kun je het licht via-via op het model of ander onderwerp laten schijnen. Richt hem omhoog en het licht komt via het plafond op je onderwerp terecht. Op het plafond ontstaat een grote lichtvlek, die ervoor zorgt dat er geen harde schaduwen op je onderwerp komen. Let er bij dit ‘plafond bouncen’ op dat je plafond wit of in ieder geval neutraal van kleur is. Als iemand zijn plafond een sfeervol paars verfje heeft meegegeven, zie je die kleur direct terug in de foto. 

Vaak is het nog mooier om via een zijmuur te bouncen. Richt hiervoor de flitser opzij in plaats van omhoog. Doordat het licht nu van de zijkant op je onderwerp komt, krijgt het plasticiteit; er komt diepte in je onderwerp. Bij een model zie je de neusschaduw, waardoor het gezicht meer 3D lijkt. Bij beide bounce-opties geldt dat de muur en het plafond dichtbij moeten zijn. In een kerk is het plafond zo hoog dat je hier slecht kunt bouncen. Voordat het licht weer terug is, heeft het zo’n lange weg afgelegd dat het bijna uitgedoofd is.

Omnibounce

Veel fotografen gebruiken een modern wit bakje op hun flitser om het licht als het ware alle kanten op te laten bouncen. Dit kan heel goed werken in kleine ruimtes, waar het licht dan via alle muren en het plafond tegelijk terugkomt op je onderwerp. Maar het bakje wordt nogal eens fout gebruikt. Buiten bijvoorbeeld heeft het geen enkel nut. Er valt niks te bouncen tegen de wolken op een kilometer hoogte aan, dus kost het alleen maar licht. Het bakje kost je al gauw twee stops licht, omdat de flitser erdoor heen moet schijnen. Gebruik het dus liever niet of in ieder geval met mate. Hij is wel handig voor batterijopslag.

De volgende stap is het verbeteren van de kwaliteit van je foto’s. Dit gaat heel goed met een losse flitser. Een dure term die hierbij hoort is ‘strobist fotografie’. In feite is het gewoon het los neerzetten van een of meer flitsers. Hierbij stuit je al snel op een uitdaging: hoe zorg je voor contact tussen flitser en camera als de flitser er niet op zit? Hiervoor hebben de fabrikanten verschillende oplossingen bedacht. Allereerst kun je de vintage fotograaf uithangen door een ‘x’-draadje tussen de camera en de flitser te spannen. Door deze gedrade connectie heb je gegarandeerd verbinding. Aan de andere kant is de kans op struikelongelukken groot. Bovendien kun je maar één flitser aansluiten met een draad. Een draadloze oplossing is meestal handiger. Je kunt hiervoor kiezen voor de ingebouwde systemen van bijvoorbeeld Canon en Nikon. In de duurdere camera’s zit een infraroodzender, die kan communiceren met de duurdere flitsers. Hierdoor gaat de flitser af, zelfs in ttl-mode, op het moment dat de camera dit aangeeft. Hier kleven een paar problemen aan. Het belangrijkste is dat infraroodcontact geen erg betrouwbare functie is. In de felle zon is de kans groot dat de twee elkaar niet zien. En een reportageflitser om een hoek zetten is bij dit zichtsysteem ook vragen om moeilijkheden. De beste optie is dan ook om te werken met een radiozender en ontvanger, bijvoorbeeld van Pocketwizard of de goedkopere variant van Cactus. Radiozenders werken door muren heen en hebben een bereik van een paar honderd meter. Je hebt dus veel meer kans dat de externe flitser afgaat. Nadeel is wel dat een dergelijk systeem een stuk duurder is en los op de camera en flitser geïnstalleerd moet worden.

Regels

Eenmaal aangesloten heb je alle vrijheid om je externe flitser elders te plaatsen. Als je een enkele externe flitser gebruikt, betekent dit automatisch dat dit je hoofdlicht wordt. Volgens de regels plaatsen we het hoofdlicht altijd tussen camera en 90 graden vanaf de camera. Hoe verder van de camera af, hoe plastischer het licht en hoe groter de licht-schaduwwerking. Een flitser op 45 graden noemen we ook wel een Rembrandtverlichting. De Amsterdamse schilder gebruikte vaak een raam om zijn modellen te verlichten. Dit raam stond ook onder een hoek van 45 graden ten opzichte van zijn ezel.

Als je nog een tweede externe flitser tot je beschikking hebt, kun je die inzetten als invullicht. Zet deze dicht bij de camera en minstens een stop lager dan het hoofdlicht. Hierdoor zal dit invullicht de schaduwpartijen van je onderwerp ophelderen. Hoe lager je hem zet, hoe minder hij opheldert.

Een eventuele derde en vierde flitser kun je gebruiken als effectlichten. Deze flitsers zet je vaak tussen 90 en 180 graden van de camera af. Hierdoor creëer je mooie tegenlichtjes.

Kleurfilters

Als je een flitser als effectlicht gebruikt, kun je ervoor kiezen om er een kleurfilter voor te plaatsen. Hierdoor creëer je een spannend blauw, groen of roodzweem in de achtergrond, of als tegenlicht op je onderwerp. Pas wel op dat je dit type filters niet gebruikt op je hoofd- of invullicht, tenzij je voor een ‘special effect’ gaat. De kleur blauw werkt heel goed, omdat hij lekker contrasteert met de warme tint van bijvoorbeeld een huid.

Zacht en hard

Als de flitsers los van de camera staan, heb je ook de ruimte om de kwaliteit van het licht te verbeteren. Het harde kleine flitspitje kun je vergroten met bijvoorbeeld een softbox. Hoe groter de lichtbron, hoe zachter het licht. En zacht licht wordt vaak als rustig en mooi ervaren. De schaduwen worden vriendelijker en mensen kijken makkelijker tegen het licht in. Let er bij aanschaf van een zachte lightshaper op dat hij het oppervlak voldoende vergroot. Er zijn ook boxjes op de markt die maar een vier keer zo groot oppervlak creëren, dat zet weinig zoden aan de dijk. Een klassieke paraplu met 80 of 100 cm doorsnee zorgt voor meer dan genoeg zacht licht. Bovendien is zo’n paraplu makkelijk in te klappen en mee te nemen. Er zijn speciale tussenstukjes op de markt om een paraplu onder je flitser vast te kunnen zetten.

Andere accessoires die je kunt gebruiken zijn vooral bedoeld om de lichtstraal kleiner te maken. Een ‘snoot’, een veredelde keukenrol, zorgt ervoor dat het licht alleen recht vooruit schijnt. Dit is vooral handig als je de effectflitser meer wil richten, omdat hij anders in de camera schijnt en een flare geeft. 

Balanceren

Een veel gemaakte beginnersfout bij het fotograferen met flits is te overheersend daglicht. Daardoor zie je het effect van de flitser nauwelijks. Een truc die fotografen veel gebruiken, is het onderbelichten van het bestaande licht om het flitslicht te benadrukken. Ga hiervoor als volgt te werk:

  • Meet het bestaande licht zonder de flitser aan (bijvoorbeeld 1/60 bij F 5,6).
  • Zet de flitser aan op ttl of M in een bepaalde waarde.
  • Maak een foto met flits.
  • Kijk kritisch wat er nog schort aan de opname, dat kunnen twee dingen zijn:
  • Het bestaande licht is te licht of te donker.
  • Het flitslicht is te licht of te donker.

Als het bestaande licht te licht is, is het belangrijk dat je dit met de sluitertijd verbetert, niet met het diafragma of de iso. De sluitertijd is namelijk de enige variabele die geen invloed op de flitser heeft. Zo kun je dus het bestaand licht donkerder maken zonder dat het invloed heeft op het flitslicht. Als het flitslicht te licht of donker is, regel je dat altijd op de flitser zelf. Bij manual flitsen pas je de breuk aan, bij ttl flitsen klik je op de flitscompensatie (- of +).

Op deze manier kom je makkelijk tot de juiste balans. Het is sowieso handig om een of twee stops bestaand licht onder te belichten, tot bijvoorbeeld 1/250 en F 5,6, om het flitslicht beter tot zijn recht te laten komen.

Nu je alle basics en do’s en don’t langs hebt zien komen, kun je zelf aan de slag met je eerste flits shoot. In het algemeen geldt: begin niet te ingewikkeld. Zorg eerst dat je een enkele flitser goed onder de knie krijgt en pak er daarna een flitser bij. Direct zeven flitsers op een onderwerp richten, is vragen om moeilijkheden.

Wat nu te fotograferen? Modellen ligt voor de hand. Met een hoofdlicht rechts van voor, een invullichtje bij de camera verbeter je al direct je beelden. Maar er zijn veel meer toepassingen waar je misschien niet 1,2,3 aan denkt. Landschap bijvoorbeeld. Ga eens in de avond naar een bos, plaats je flitser ergens bij een boom en fotograferen maar. Het kan er best verrassend uitzien.

Een macrofoto wordt vaak ook beter als je flitst. Al loop je daar wel tegen een belangrijke uitdaging aan. Een standaard reportageflitser staat zo ver boven de camera dat hij het miertje op twee centimeter van je objectief niet kan uitlichten. Daarom zijn er speciale macroflitsers op de markt die je aan de zijkanten van je objectief plaatst. Daardoor wordt alles direct voor de camera perfect uitgelicht.

Zoom Academy

Wil je nog beter worden in flitsen? Bekijk dan onze Zoom Academy online cursus Flitsen en Flitstechniek! Hierin leer je onder andere:

  • Alles over de techniek van flitsen
  • Het gebruik van studioflitsers en reflectieschermen
  • Welke lichteffecten bepaalde opstellingen hebben

En nog veel meer! Bekijk hier de Cursus Flitsen en Flitstechniek en start meteen!