De drie belangrijkste instellingen op je camera

21 mei 2024 06:14
redactiezoomnl

Bij het maken van een foto, zijn er drie ‘regelaars’ die samen voor de belichting van je foto zorgen. Dat zijn het diafragma (in F-waarde), de sluitertijd (in seconden) en de lichtgevoeligheid (de iso-waarde). Samen ook wel de belichtingsdriehoek genoemd.Deze waardes kun je allemaal zelf instellen, of je kunt het automatisch door je camera laten doen.

Om te weten hoe je betere foto’s maakt, is het handig om te weten wat deze drie regelaars ongeveer doen. Want door deze drie elementen op de goede manier te combineren krijg je een goed belichte foto.

Deze drie waarden hebben invloed op de belichting van je foto.

Verander je aan één van de elementen iets, dan moet er bij de andere waarden ook iets veranderen om de foto nog in balans te houden. En elke aanpassing zal ook gevolgen hebben voor de uitstraling van je foto. Er is dus niet één juiste instelling: de beste instelling hangt af van wat jij met je foto wilt.

In dit artikel zie je onder elke foto de instellingen staan (exif-gegevens) die gebruikt zijn bij het maken ervan. Door hier goed naar te kijken, kun je zelf beter leren fotograferen.

In de exif-gegevens bij deze foto zie je dat de brandpuntsafstand 560 mm is. Dat is een verre tele-stand, de fotograaf zat dus op aardig wat afstand. Er is een sluitertijd van 1/1000 van een seconde gebruikt waardoor de beweging van de vleugels bijna bevroren is.

Foto: Marja8032
Canon EOS 5D Mark IV· ISO 640 · F 8,0 · 1/1000 SEC · 560 MM

Diafragma

Het diafragma bevindt zich in het objectief van je camera. Het is een verstelbare opening die de hoeveelheid licht die de camera ziet, stapsgewijs regelt.

Bij het instellen van het diafragma kies je een diafragmawaarde (ook wel diafragmagetal). Je ziet deze waarde soms op verschillende wijze geschreven: F 2,8 of f/2,8 of 1:2,8. Wij gebruiken in deze cursus de eerste schrijfwijze.

Zo ziet een diafragma eruit.

Foto: Motionman
Canon 550D - ISO 200 - F 6,3 - 1/125 SEC - 73 MM

Hoe groter de opening van het diafragma is, hoe meer licht de camera ziet. Verwarrend genoeg heeft een grote diafragma-opening juist een kleine diafragmawaarde. Een ezelsbruggetje om de link tussen diafragma-waarde en diafragma-opening goed te onthouden is door er 1/ voor te zetten. Zo is een diafragma van F 22 kleiner dan F 4. Zet er maar 1/ voor: 1/22 is een kleiner getal dan 1/4.

Licht

Het diafragma bepaalt dus de hoeveelheid licht die de camera in komt. Je kunt dat op de volgende afbeelding goed zien.

Er is een vaste getallenreeks voor het diafragma.

Er is een vaste getallenreeks voor het diafragma, niet elke camera kent de hele reeks. Bij elke stap naar rechts in de bovenstaande lijst, verdubbelt de hoeveelheid licht. Bij een stap naar links, halveert de hoeveelheid licht. Zo'n stap heet ook wel een ‘stop’ in de fotografie.

Om mooie foto’s te maken is, het gelukkig niet echt nodig om te weten waarom de getallen precies zijn zoals ze zijn. Wel moet je goed onthouden dat een klein diafragmagetal (bijvoorbeeld F 2,8) staat voor een grote lensopening, en een groot diafragmagetal (zoals F 22) juist voor een kleine lensopening.

Scherptediepte

Behalve licht regelt diafragma ook de scherptediepte. Als je een foto maakt, is nooit alles vanaf je voeten tot aan de horizon scherp in beeld. Alleen dat wat zich binnen een bepaald bereik bevindt, zal mooi scherp op de foto komen: dat is de zogeheten scherptediepte.

Zodra je ergens op scherpstelt, begint het scherpe gebied altijd een stukje dichterbij en zal het doorlopen tot een stukje achter het scherpstelpunt. Voor het gemak kun je scherptediepte daarom ook ‘scherpte in de diepte’ noemen.

Een grote lensopening (bijvoorbeeld F 2,8) zorgt voor weinig scherptediepte, dus een onscherpe voor- en/of achtergrond.

Een kleine lensopening (bijvoorbeeld F 22) zorgt voor veel scherptediepte, dus van voren tot achteren scherp.

Links: diafragma F 2,8 - Rechts: diafragma F 8.



Foto: Toine-westen

Sluitertijd

De tweede regelaar in de belichtingsdriehoek is de sluitertijd. Dit is de tijd die de belichting kost, oftewel hoelang het maken van een foto duurt.

Zodra je op de knop drukt om een foto te maken, gaat er in je camera een soort schuifje omhoog, waardoor de sensor wordt blootgesteld aan het licht van buiten de camera. Na een bepaalde tijd gaat het schuifje weer dicht en start de camera met het verwerken van de foto. Dat schuifje noemt men dus 'de sluiter' en de tijd dat deze open staat, heet de sluitertijd.

In deze tabel zie je de getallenreeks voor de sluitertijd. Net als bij het diafragma, kent niet elke camera de volledige reeks.

Bij de sluitertijd heb je opnieuw met stappen (stops) te maken.

Elke stap naar rechts in deze getallenreeks is een verdubbeling van de hoeveelheid licht. De sluitertijd is dan namelijk twee keer zo lang, dus komt er twee keer zoveel licht op de sensor. Veel camera’s werken tegenwoordig met derden van stops.

Korte sluitertijd: bevriezen

Je zag in de reeks dat er zeer korte sluitertijden bestaan. Door de sluiter maar een fractie van een seconde (bijvoorbeeld 1/4000) open te zetten, registreert de sensor dus alleen die héle korte tijd het beeld. Hiermee kun je bewegende voorwerpen ‘bevriezen’, dus stilzetten midden in hun beweging. Fotografeer je een snel onderwerp, bijvoorbeeld een vogel, dan moet je een heel korte sluitertijd gebruiken om dit onderwerp scherp en stil op je foto te krijgen.

Door de sluitertijd van 1/800 seconde is de beweging volledig stilgezet.



Foto: advanzutphen
Nikon D810 – ISO 200 – F 5,6 – 1/800 SEC – 185 MM

Lange sluitertijd: bewegingsonscherpte

Fotografeer je zoiets als een landschap, waarin maar weinig gebeurt, dan mag je gerust een langere sluitertijd kiezen. Het risico op bewegingsonscherpte is dan veel kleiner. Als er absoluut geen beweging is, krijg je zelfs bij extreem lange sluitertijden nog haarscherpe foto’s. Een seconde of een minuut belichten is dan allemaal mogelijk.

Je camera moet je dan natuurlijk wel op een statief zetten (zie ook ##) je dan natuurlijk wel op statief. Want tenzij je een ster bent in het imiteren van een zoutpilaar, zal je camera anders tijdens de belichting in je handen lichtjes trillen. Ook dat geeft onscherpe foto's.

Je kunt een lange sluitertijd ook gebruiken om juist beweging vast te leggen. Fotografeer je bijvoorbeeld een landschap met een waterval, dan kun je ervoor zorgen dat het water verandert in een melk-achtige stroom. En als je ’s avonds een drukke weg fotografeert, zie je de autolichten als strepen.

Door ’s nachts een sluitertijd van 27 seconde te gebruiken, zijn de autolampen strepen geworden.



Foto: johanboonstra
Nikon D610 – ISO 50 – F 16 – 27 SEC – 50 MM

ISO

Lichtgevoeligheid

Hoe hoger de diafragmawaarde en/of hoe korter de sluitertijd, hoe minder licht jouw camera ‘ziet’. Op zonnige dagen is dat geen probleem, want dan valt er alsnog genoeg licht op de sensor. Maar binnenshuis of in het schemerdonker loop je tegen technische beperkingen aan.

Nu komt de iso-waarde om de hoek kijken, oftewel de lichtgevoeligheid van de camera. Door bij weinig licht de iso-waarde te verhogen, verhoog je de lichtgevoeligheid en lijkt het probleem opgelost: je kunt alsnog een foto maken met een vrij korte sluitertijd (laag getal) of met een vrij klein diafragma (hoog getal). Veel camera’s staan trouwens standaard in de automatische iso-stand.

Je ziet de verschillende waardes in de volgende reeks. Elke stap naar rechts in de reeks is een verdubbeling van de lichtgevoeligheid.

Ruis

Helaas heeft een hoge lichtgevoeligheid een vervelend bij-effect: ruis.

Bij een hoge iso-waarde ontstaan er piepkleine zwarte of gekleurde spikkels die er niet horen te zijn. Hoe hoger de iso-waarde, hoe meer spikkeltjes en vlekjes er in de foto verschijnen. En hoe lager de iso-waarde, bijvoorbeeld iso 200, des te beter de technische fotokwaliteit.

We laten het zien aan de hand van een voorbeeld.

Deze foto is gemaakt met iso 400.

Sony A7R II · ISO 400 · F 4,5 · 1,3 SEC · 50 MM
Hier is de iso-waarde insgesteld op 6400. Je ziet een groot verschil in de hoeveelheid ruis.

Sony A7R II · ISO 6400 · F 16 · 1,3 SEC · 50 MM

Als je wilt fotograferen bij weinig licht, kun je daarom beter eerst een lagere diafragmawaarde of een langere sluitertijd instellen. De camera verzamelt dan in veel gevallen nog voldoende licht, zonder dat de iso-waarde extreem omhoog hoeft.

Moderne camera’s kunnen overigens een stuk beter omgaan met hoge iso-waardes dan wat oudere camera’s: ze vertonen veel minder snel ruis.

En nog iets belangrijks: je kunt in bovenstaand voorbeeld ook graag de hogere iso-waarde gebruiken: in dit geval kon er ook een kleiner diafragma (hogere waarde) ingesteld worden, waardoor de lichten stervormig zijn geworden.

Zoom Academy

Fotografie is een geweldige hobby, en je kunt er op alle niveaus mee aan de slag. Dit artikel komt uit de Minicursus Belichting en geeft je een voorproefje van de vele andere cursussen van Zoom Academy. Het is een onderdeel van de Basiscursus Fotografie. 

Deze minicursus is samengesteld voor iedereen die een stapje verder wil bij het fotograferen, en bijvoorbeeld wil weten waarom de ene foto scherp is en de andere onscherp. En waarom je foto misschien veel te licht of te donker wordt.

Na het volgen van deze minicursus Belichtingsdriehoek weet jij iets meer over de belangrijkste instellingen op jouw camera om de foto goed te belichten.