Fotograferen in de M-, A en S-stand voor beginners

28 maart 2023 08:47
redactiezoomnl

Vroeg of laat stapt elke fotograaf af van de volautomaat. In A of S neem je de regie deels uit handen van de camera en bepaal je zelf diafragma of sluitertijd. De volledig handmatige stand (M) blijft uit angst voor verkeerde belichting vaak onaangeroerd. Waarom dat onterecht is, lichten we in dit artikel toe.

Hoewel moderne camera’s over steeds geavanceerdere lichtmeters beschikken, is de camera in essentie nog steeds een lichtdichte doos met een gat erin. Om dan in zoveel mogelijk gevallen een juist resultaat te geven, heeft de fabrikant de lichtmeter geprogrammeerd. Deze gaat ervan uit dat het onderwerp een gemiddelde helderheid heeft, het exacte midden tussen zwart en wit. De kleur van het onderwerp telt niet, het gaat puur om de helderheid.

De keuze voor een middentoon is gemaakt, omdat de meeste camera’s worden verkocht aan amateurs die alleen op vakantie fotograferen. Vaak doen ze dat midden op de dag als alles gelijkmatig wordt verlicht door de zon. Welke onderwerpen fotografeert deze gemiddelde fotograaf? Juist, een blauwe (middentoon) zee, een straalblauwe (middentoon) lucht, een groene (middentoon) weide, een (middengrijs) berglandschap, een (middengrijze) binnenstad of een willekeurige combinatie van deze typische vakantie-elementen. Al deze foto’s worden correct belicht, dus is de meerderheid van de klanten is tevreden. Marketingtechnisch een logische keus.

Een grote donkere steenarend in de sneeuw. Een ideale kandidaat voor manuele belichting. Foto: marcelout

Domme meter

De toerist is tevreden, maar hoe zit dat met de rest van de fotografen? Zodra je een foto maakt van een onderwerp dat geen gemiddelde helderheid kent, gaat de meter de mist in. Denk aan een zwarte kat in een kolenhok. Deze donkere scène reflecteert weinig licht, waardoor de lichtmeter denkt dat er erg weinig licht op het onderwerp valt. De meter gaat voorbij aan het feit dat het onderwerp helemaal geen gemiddelde helderheid heeft en zal een belichting voorstellen die te licht is. Dit levert een foto op met een grijze kat in een grijs kolenhok. Het omgekeerde gebeurt met een ijsbeer in de sneeuw. De camera denkt dat het een bijzonder heldere dag is; de witte scène reflecteert immers veel meer licht dan een middengrijs onderwerp. Als gevolg zal de camera een belichting voorstellen die te donker is, zodat een grijze ijsbeer in grauwe sneeuw resteert. Een bekend fenomeen voor veel fotograferende wintersporters. Je zult dus de lichtmeter moeten compenseren (corrigeren) in situaties waarin de helderheid van het onderwerp veel afwijkt van een middentoon.

Belichtingscompensatie

Compenseren van de meter kan in de camerastanden A, S en M, waarbij de laatste stand je volledige controle geeft over alle instelling.

Diafragmavoorkeuze (A) houdt in dat je als fotograaf bepaalt welk diafragma je wilt gebruiken. De camera kiest daar een passende sluitertijd en ISO-waarde bij die leiden tot een neutrale belichting voor een onderwerp van gemiddelde helderheid. Is je onderwerp veel lichter of donkerder dan een middentoon? Dan zul je de meter moeten compenseren. Dit kan vaak onder het +- icoontje op de camera.

Sluitertijdvoorkeuze (S) gebruik je om beweging te ‘bevriezen’ of juist te benadrukken (bewegingsonscherpte). Je kiest de sluitertijd en de camera zoekt er een diafragma bij dat leidt tot een neutrale belichting voor een onderwerp van gemiddelde helderheid. Is je onderwerp veel donkerder of lichter dan gemiddeld? Dan compenseer je de meter, ook weer via het +- icoontje op de camera.

M-stand geeft je de volledige controle over de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. De meter in de camera geeft nog steeds aan of de foto volgens de camera over- of onderbelicht is. Ook hier geldt: is je onderwerp veel lichter of donkerder dan een middentoon, pas dan de instellingen iets aan. Wil je een hele stop overbelichten, dan kun je het diafragma 1 stop openen, de sluitertijd verdubbelen, de ISO-waarde omhoog gooien of een mix van deze drie instellingen. Om ruis te voorkomen is het beter om bij weinig licht eerst het diafragma zo ver mogelijk open te zetten en de sluitertijd zo lang mogelijk te maken, alvorens je de ISO-waarde opschroeft.

Een dergelijke actie moet bevroren worden. De sluitertijd is leidend en daarom is sluitertijdvoorkeuze hier een prima oplossing. Foto: by-ellen

A, S of M?

Of je in A, S of M wilt fotograferen hangt af van veel factoren, waaronder je eigen voorkeur tijdens het fotograferen.

Bij makkelijke lichtomstandigheden zijn in de meeste gevallen de diafragmavoorkeuze en sluitertijdvoorkeuze prima om te gebruiken. Deze standen zijn vooral handig in situaties waarin het onderwerp weinig verandert en het licht wel. Je past indien nodig een kleine compensatie toe. Denk hierbij aan een vogel op een tak die steeds vanaf dezelfde positie gefotografeerd wordt. Als het licht verandert kan de compensatie blijven staan. Bij beweeglijke vogeltjes is de sluitertijd belangrijk en is de S-modus een goede keus. Door een korte sluitertijd in te stellen voorkom je bewegingsonscherpte. Een ander voorbeeld is het fotograferen van een landschap tijdens zonsopkomst. Het onderwerp van je compositie blijft hetzelfde, alleen de hoeveelheid licht die op je onderwerp valt neemt geleidelijk toe. De belichtingscompensatie kan blijven staan en de camera compenseert vanzelf voor de veranderende lichtintensiteit.

Bij moeilijke lichtomstandigheden, waarbij ook telkens het onderwerp verandert, is het handig om de M-stand te gebruiken. In zulke situaties zou de meter in A- of S-stand doorlopend anders gecompenseerd moeten worden, ondanks dat het licht constant blijft. Het ene moment is de zoeker misschien gevuld met lichte tonen afkomstig van het onderwerp, het andere moment met donkere tonen. Beter is het in zulke situaties de belichting vast te zetten in de M-stand.

In de handmatige modus kun je bijvoorbeeld sneeuw meten en die twee stops overbelichten. Wat wit is moet immers wit blijven. Omdat de sneeuw het lichtste deel van de foto zal zijn, weet je zeker dat de hooglichten nooit zullen uitbijten. Wat er ook in de sneeuw rondloopt, de belichting ervan zal altijd correct zijn.

doc-j

Pitfalls

Welke belichtingsmethode je ook gebruikt, check regelmatig je lichtmeter. Zo voorkom je dat je alle foto’s overbelicht omdat de belichtingscompensatie in A nog op +1 stond van een dag eerder. En wissel je regelmatig van belichtingsmethode, maak er dan een gewoonte van voor elke sessie even te kijken of je camera nog op de juiste stand staat. Het zou jammer zijn als al je foto’s mislukken omdat je de camera onbewust nog op M hebt staan met een compleet verkeerde belichting. Het is sowieso een goede gewoonte alle instellingen geregeld na te lopen. Dat geldt ook voor onnodig hoge ISO-waarden, een foute witbalans of een te lange sluitertijd.

En ten slotte: waarom is het zo belangrijk de juiste belichtingsmethode voor je onderwerp te kiezen als we zoveel mogelijkheden ter beschikking hebben in de nabewerking? Heel eenvoudig. Uitgebeten hooglichten zijn niet meer te redden in Lightroom of Photoshop. Tot een halve stop overbelichting is er nog wel detail terug te halen, maar daarboven is er geen redden meer aan. Aan de andere kant van het spectrum kun je te donkere tonen ophalen in de nabewerking, maar dit zal onherroepelijk leiden tot extra ruis en gekke artefacten in die opgelichte schuwpartijen. Bovendien is het verscherpen van foto’s met veel ruis erin veel moeilijker. Maak er dus een gewoonte van met je belichting zo goed mogelijk in de buurt te komen van wat jij vindt dat de correcte belichting is, dan is de nabewerking veel eenvoudiger en minder schadelijk voor je eindresultaat.