Studioportret: zo licht je je model uit

14 maart 2023 10:30
redactiezoomnl

In een studio ben jij meester over de hoeveelheid licht, het soort licht en de achtergrond. Maar met welke verlichting ga je aan de slag en hoe krijg je daarmee jouw optimale belichting? We helpen je op weg.

Het grootste voordeel van werken in een studio is dat je het licht vanuit niets kunt opbouwen. Hiervoor moet het in jouw ‘studio’ (woonkamer, zolder) wel echt donker zijn. Zorg dus dat er geen daglicht binnen komt. Je kunt hiervoor landbouwplastic gebruiken of, beter nog, vijverfolie. Als je het plastic net iets groter knipt dan je ramen, kun je de stukken met punaises of plakband op de kozijnen vastmaken. Soms is het ook genoeg om verduisterende gordijnen te gebruiken. Let goed op dat er ook bij direct zonlicht geen streepjes licht binnenvallen.

Bouwlamp

Als de ruimte eenmaal donker is, kun je het licht kiezen dat je wilt gebruiken. Zorg er altijd voor dat er voldoende licht uit de gekozen lamp komt. Een gewone lamp in huis geeft simpelweg te weinig licht om een fatsoenlijke foto te kunnen maken. Je sluitertijd wordt dan te lang of je iso moet te ver omhoog. Een bouwlamp is al een betere keuze. Die geeft meestal 500 watt licht, genoeg om met een normale sluitertijd te kunnen werken. Nadeel van een bouwlamp is dat hij je model verblindt door de enorme bak licht. Ook is het lastig om het licht te sturen met speciale accessoires die je voor de lamp moet plaatsen, je hebt al gauw brandgevaar.

Bij de fotospeciaalzaak is meer professionele continuverlichting te krijgen, als felle tl-lampen of led-verlichting. De laatste variant ziet eruit als een paneel met allemaal kleine kerstlampjes. Dit geeft een redelijke hoeveelheid licht en verblindt het model niet. Toch wordt continulicht meer gebruikt voor video. Bij fotografie heb je – anders dan bij video - namelijk nog een derde mogelijkheid: flitsen. En het mooie aan een studio is dat je niet met dure flitsers hoeft te slepen. Je kunt dus een grotere installatie aanschaffen die je gewoon lekker kunt laten staan, als je tenminste de luxe hebt van een permanente studio. 

Zonnebank

Flitsen heeft twee grote voordelen ten opzichte van continulicht. Ten eerste staat het model niet de hele tijd met een lamp op z’n gezicht. Met een studioflitser is het instellicht namelijk apart in te stellen van de eigenlijke flits. Dit komt, omdat het instellicht een andere lamp is dan de flitser. Bij portretten zet je het instellicht vaak op de laagste stand, zodat het model niet het idee heeft onder de zonnebank te liggen. Het tweede voordeel is dat je met een studioflitser meer lichtopbrengst hebt dan met welk continulicht ook. Met een 500ws studioflitser - een veel voorkomende sterkte -heb je zo’n 10 stops meer lichtopbrengst dan met een 500 watt bouwlamp. Tel uit je winst.

Natuurlijk hangt aan een professionele studioflitser een prijskaartje. Ter vergelijking: bij een bouwmarkt haal je een bouwlamp voor 50 euro inclusief statief. Een led-lamp kost algauw 800 euro en een studio flitsset tussen de 300 en 3000 euro, al naar gelang de kwaliteit. Hobbymatig zul je dus minder snel voor een echte flitsset gaan, hoewel er voor een lagere prijs best redelijke sets te koop zijn. Let bij het aanschaffen van een studioflitser altijd op het aantal watt. Minder dan 500 ws is af te raden, omdat je dan te weinig lichtopbrengst hebt.

Lightshapers

Met een bouwlamp in je studio zul je ook creatief moeten zijn als je de kwaliteit van je licht wilt veranderen. Het licht is vrij hard, dus je wil al snel zachter licht. Je kunt dit doen door een laken voor de lamp te hangen, waardoor de lichtbron groter wordt, maar pas met de hete bouwlamp op voor brand. Je kunt het licht ook via een witte muur laten kaatsen. Op die manier wordt de lichtbron groter en hoeft het model niet meer rechtstreeks in de lamp te kijken. Nadeel is dat het weerkaatste minder sterk is.

Met een studioflitser heb je meer mogelijkheden. Meestal werken de studiosystemen met een bajonet, waar je er allerlei accessoires op kunt plaatsen. Een softbox (die het licht zachter maakt) en een snoot (die een extreme spot maakt van je flitser) zijn de meest gebruikte. Maar fabrikanten hebben vaak ontelbare uitbreidingen, je kunt het zo gek niet bedenken en het past feilloos op de lamp. Bij de bouwlamp moet je met plakband en elastiek gaan fröbelen, niet echt profi.

Als je de lamp(en) eenmaal staan opgesteld, begin je aan het hoofdlicht. Dat is de belangrijkste verlichting van je model. Met deze lamp bepaal je de richting en de hardheid van je licht. Is je hoofdlicht zacht, dan wordt je model zacht uitgelicht. Begin altijd met de plaatsing van je hoofdlicht. Dat is je basisverlichting.

Bovenop het hoofdlicht kun je een tweede lichtbron gebruiken, het invullicht. Het invullicht verlicht die delen van je model waar je hoofdlicht schaduw vormt. Het invullicht vermindert dus als het ware het contrast.

Het derde soort licht bij een portret is het effectlicht. Dit licht, dat meestal van achter of opzij komt. Hiermee plaats je accenten: een licht op de haren, op de wangen, etcetera.

Plasticiteit

Nu is het zaak de lampen op een logische manier rond je model te plaatsen. Uiteraard begin je bij het hoofdlicht. In de fotografie kennen we twee klassieke basisverlichtingen: de Rembrandt-verlichting en de glamourverlichting.

Bij de laatste plaats je het hoofdlicht recht voor het model. Daarmee wordt het gezicht heel vlak uitgelicht, waardoor alle rimpels en oneffenheden nauwelijks meer te zien zijn, vandaar de naam glamour. Vrouwen zijn meestal fan van deze verlichting, vooral als ze wat ouder zijn.

Bij de tweede variant, de Rembrandt-verlichting, komt het licht van opzij. Meestal is dat zo’n 45 graden links of rechts van de camera. Door de zijverlichting ontstaat plasticiteit. Neus, ogen en oren krijgen reliëf, waardoor het gezicht er meer driedimensionaal uitziet. Maar ook alle rimpels worden geaccentueerd. Daarom heet dit ook wel de mannenverlichting.

Plaats je hoofdlicht dus recht van voren of van opzij, althans, als je een klassieke verlichting wilt. Vooral bij de Rembrandtvariant zul je zien dat er zwarte schaduwen vallen. Die kun je nu gaan verminderen met invullicht. Plaats het invullicht bij de Rembrandt-verlichting ongeveer recht boven de camera. Het invullicht moet minder licht geven dan het hoofdlicht. Anders verandert het invullicht in hoofdlicht en andersom, en dat wil je niet. Je ziet nu schaduwen minder zwart worden. Door te spelen met de intensiteit van het invullicht, kun je de schaduwen donkerder of lichter maken. Je kunt het invullicht ook iets meer naar het hoofdlicht toe plaatsen. Hierdoor ontstaat een zogeheten mee modellerend invullicht. Het invullicht vermindert nu een deel van de schaduwen.

Als laatste kun je er nog een effectlicht bij plaatsen, bijvoorbeeld van achter op de haren. Meestal is dit een harde lamp, die een soort gloed levert. Zet deze lamp qua sterkte ongeveer gelijk aan je hoofdlicht. Je kunt met het effectlicht de aandacht ergens op vestigen of donkere haren laten oplichten tegen een donkere achtergrond.

Tang

Een moderne variant is het maken van een tangverlichting. In alle theorieboeken wordt deze variant als fout bestempeld, maar hij is tegenwoordig erg in de mode. De opstelling is simpel: plaats een lamp 90 graden links en rechts van het model en richt de lichtbronnen op de oren. Eventueel kun je met een derde flitser de voorkant van het gezicht nog wat invullen. Het resultaat is een contrastrijke, stoere uitstraling. Soms moet je je model nog een beetje naar voren of achteren plaatsen om de goede lichthoek te bereiken.

Je kunt je studioverlichting eindeloos uitbreiden tot wel tientallen lampen, maar er zijn betere manieren om je geld te besteden. Probeer vooral in het begin het aantal lampen te doseren, anders zie je door de flitsers het model niet meer. Ook bij studiolicht geldt: less is meestal more. Meestal heb je aan twee of drie lampen wel genoeg.

Als alle lampen goed staan, is de camera aan de beurt. In de studio variëren we meestal alleen met iso en diafragma. De sluitertijd staat op 1/160 of 1/200. Bij deze tijd heb je geen last van bewegingsonscherpte of van de instellampen van de flitsers.

Het diafragma instellen is een kwestie van smaak. Voor weinig scherptediepte draaien we de lamellen flink open (F 2, 8 of F 4) en voor veel scherptediepte juist weer dicht (F 22). Die laatste variant is bij portretten minder voor de hand liggend. Bij F 22 heb je kans dat ook de achtergrond scherp wordt en dat wil je meestal niet. Een mooie scherpteondiepte zien we graag bij portretten, dus zal je diafragma meestal open staan.

Voor optimale scherpte van je objectief kies je een gemiddeld diafragma als F 8 of F 11. Bij die waarde geeft de lens zijn maximale scherpte af, de zogeheten sweet spot. Google eens “sweet spot” + de naam van je objectief, en kijk bij welk diafragma jouw objectief de optimale scherpte geeft.

Als je met flitsers werkt, geven die zoveel licht dat je iso lekker laag kan. Bij een bouwlamp moet je misschien wat meer schipperen en kom je misschien op iso 400 uit. Daarbij geeft een bouwlamp veel geler licht dan een studioflitser, die daglicht uitstraalt. Bij een bouwlamp zul je de kleurtemperatuur dus eerder op de preset ‘gloeilamp’ zetten. Bij een studioflitser kun je gewoon ‘daglicht’ of ‘flitslicht’ instellen.

Pottenkijkers

Als alles dan eindelijk goed staat begint het echte werk in de studio: een overtuigende foto maken van je model. Daar komt veel meer bij kijken dan alleen techniek. Allereerst moet je ervoor zorgen dat de omstandigheden optimaal zijn. Pottenkijkers stuur je bij voorkeur de gang op. Het is wel gezellig als de partner of moeder van je model meekomt, maar vaak leidt het alleen maar af. Wees om diezelfde reden terughoudend met muziek. Zorg voor een aangename temperatuur. Geen model voelt zich prettig in een veel te koude of warme ruimte. Daarna ga je het model coachen. Eerst stel je iemand op z’n gemak en geef je een paar complimenten. Een amateurmodel is in het begin vaak geïmponeerd door alle apparatuur. Klets wat. Hierdoor zal je model zich gauw wat minder opgelaten voelen.

Prikkels

Nu is het zaak de juiste blik te krijgen in de ogen van je model. Hiervoor kun je ‘psychologische prikkels’ afgeven. Een compliment is zo’n prikkel. Maar je kunt ook anders te werk gaan. Als je ineens iets onverstaanbaars brabbelt vanachter de camera, zal je model je vragend aankijken. Misschien is dat precies de blik die je wilt hebben. Of je doet net of de camera stuk is, waardoor je model zich onbespied waant en ontspant. Allemaal manieren om een andere blik uit je model te krijgen dan de standaard ‘bedrijfssmile’. Mensen zijn toch geneigd hun masker op te zetten voor de foto. Grote voordeel van de studio is dat er niks voorbijkomt dat je model afleidt. Je telefoon staat uiteraard op stil tijdens de shoot.

Moodboard

Het is erg belangrijk dat je model weet wat jij wilt gaan maken. Bespreek dit altijd voor de tijd, liefst met beeld. Maak een moodboard van verschillende bestaande foto’s. Zo laat je alvast jouw insteek zien en kan het model daarop inspelen. Vooral onervaren modellen zullen dit als erg prettig ervaren. Uiteraard dient dit moodboard alleen te inspiratie, maak nooit iets 1-op-1 na, blijf creatief bezig.

De studio helpt je in eerste instantie om ongewenste elementen, zoals daglicht en pottenkijkers, weg te halen. Daarna kun je je verlichting en prikkels gaan loslaten op je model voor een ongestoord resultaat.

Grijskaart

In een studio heb je genoeg tijd om met een grijskaart te werken voor de belichting en witbalans. Een grijskaart reflecteert 18% grijs, dat overeenkomt met precies middengrijs. En middengrijs is waar de belichtingsmeter van je camera op ingesteld is. Als je een heel donker model hebt, zal de belichtingsmeter hem standaard overbelichten. Maar als je een grijskaart voor het gezicht houdt, zal hij daarop belichten. Wel moet je dan de belichting vast zetten na de meting op de grijskaart.

Je kunt de grijskaart ook gebruiken voor de witbalans. Een van de manieren om die te gebruiken is als volgt: houd de grijskaart voor het gezicht van het model richting camera. Maak een foto. Ga nu - zonder grijskaart - verder met de shoot. In de nabewerking kies je alle bestanden van de shoot inclusief de foto met grijskaart. Ontwikkel ze allemaal tegelijk in Lightroom of Photoshop. Prik op de foto met de grijskaart de witbalans op het grijs. Vervolgens houd je die witbalans (bijvoorbeeld 5100k) aan voor alle beelden uit dezelfde serie met hetzelfde licht. Bij elke verandering van je lichtopstelling of sterkte maak je een nieuwe foto met de grijskaart ter referentie.

Styling en visagie

Een stap verder in de studio is het inhuren van styling en visagie. Een styliste zorgt voor de kleding en accessoires van je model. Zij gaat voor de shoot shoppen en komt met allerlei opties om je model er zo goed mogelijk uit te laten zien. Een visagiste maakt je model op. Dit kan variëren van een matte foundation bij een man tegen het glimmen tot een complete behandeling voor een vrouw inclusief smokey eyes. Beide specialisten maken je beeld beter. Een prof kost al gauw 500 tot 1000 euro per dag. Een styliste rekent vaak nog extra tijd voor het shoppen vooraf. Het is dus slimmer om met iemand te werken die ook z’n portfolio wil uitbreiden.

Studio huren

Niet iedereen heeft toegang tot een permanente studio. Je kunt daarom ook een studio huren voor een paar uur, een dag of week. Voordeel is dat je veel minder kosten hoeft te maken. Vaak is een degelijke lichtset inbegrepen in de huurprijs. Veel fotografen verhuren hun eigen studio, omdat die niet elke dag bezet is. Maar op internet zijn er ook talloze bedrijven te vinden die studioruimte verhuren, van piepklein tot formaatje filmstudio. De prijzen verschillen nogal, dus zoek dit van tevoren goed uit.